Informatie voor begeleiders (Nederlands)

• Als onderdeel van de verplichte cursus ‘Afstudeerproject’ schrijft de student een op wetenschappelijke literatuur gestoelde literatuurscriptie van ongeveer 6000-8000 woorden (de scriptiecomponent), maar kwaliteit van het eindproduct is leidend. Hierbij wordt een onderzoeksvraag behandeld aan de hand van uitsluitend (vooral primaire) wetenschappelijke literatuur.

• Als onderdeel van de verplichte cursus ‘Afstudeerproject’ moet de student minimaal 5 weken (200 uur) en mag maximaal 7 weken (voltijd equivalent) besteden aan de scriptiecomponent (280 uur). Daarnaast doet de student een stagecomponent, die daarmee minimaal 3 weken (120 uur, in het geval er gekozen wordt voor 7 weken scriptie) en maximaal 5 weken (200 uur, bij 5 weken scriptie) duurt. Ook een 4 weken (stage) / 6 weken (scriptie) verdeling is toegestaan. Het schrijven van de scriptie en doen van de stage mogen door elkaar lopen tijdens de onderwijsperiode. Zo kunnen bijvoorbeeld wachtstappen efficiënt gebruiken worden voor de scriptie, zolang de tijdsverdeling uiteindelijk maar klopt. Hier vindt u een schematisch overzicht van mogelijke tijdsverdelingen. 

• De student is verplicht twee colleges te volgen die gaan over de eisen van de cursus en diverse aspecten van het verwerken en opschrijven van literatuuronderzoek. Deze worden aan het begin van de cursusperiode gegeven.

• De student levert verplicht een scriptieplan in (een ruwe versie van de plannen, met een duidelijk uitgewerkte onderzoeksvraag) uiterlijk op de vastgestelde datum bij de begeleider en via scriptie.bio@uu.nl. De begeleider en student spreken dit plan door, kort voor of kort na deze deadline. Na ongeveer 3-4 weken levert de student facultatief een schrijfplan in (waarbij de contouren van de scriptie al zichtbaar zijn) enkel bij de begeleider. In overleg met de begeleider kan afgeweken worden van het inleveren van een schrijfplan.

• Tijdens de stagecomponent van de Afstudeerproject cursus doet de student praktijkervaring op binnen een biologisch onderwerp dat aansluit bij het scriptieonderwerp. ‘Biologisch onderwerp’ mag worden geïnterpreteerd in de breedste zin des woord. Zo mag er bijvoorbeeld een veldwerkstage, een beleidsstage of labwerk gedaan worden. Maar, ook bijvoorbeeld een onderwijskundig onderzoek of statistische analyses van bestaande (biologische) datasets is veelal prima. Uiteraard moet de stage wel van voldoende (wetenschappelijke) diepgang en kwaliteit zijn. De bedoeling is dat de student minimaal een keer de onderzoekscyclus doorloopt, zelfstandig of door mee te lopen met de dagelijks begeleider of een (ervaren) masterstudent, waardoor de student zich (basale) onderzoekstechnieken eigen kan maken en kan toepassen. Indien het te gecompliceerd is om een student binnen een beperkt aantal weken voldoende in te werken om zelfstandig een relevant experiment uit te kunnen laten voeren, dan is het ook voldoende als de student betrokken wordt bij een lopend experiment. Als de student kan meedenken, het experiment volgen of gedeeltelijk kan uitvoeren/analyseren dan wordt aan een groot aantal elementen van de cursus voldaan.

• Uit de uitvoering en verslaglegging van de stage moet blijken dat de student in staat is om een wetenschappelijk probleem te vertalen in een (experimenteel) onderzoeksplan en de resultaten daarvan te analyseren en interpreteren, in relatie tot de relevante literatuur en maatschappelijke context. De primaire begeleider (u) bewaakt de kwaliteit en het niveau en helpt u de student een leercurve te doorlopen.

• De stagecomponent van de cursus ‘Afstudeerproject’ wordt afgerond met een (kort) stageverslag, als de student niet ook de cursus ‘Onderzoeksstage PLUS’ volgt. In het laatste geval moet er een apart en uitgebreid stageverslag ingeleverd worden. Als de student alleen ‘Afstudeerproject’ volgt, dan mag het beknopte stageverslag als apart document ingeleverd worden, maar het mag ook een onderdeel van de scriptie zijn. Als voor het laatste wordt gekozen, dan is aanvullende eis dat het expliciet duidelijk moet zijn welk deel van de scriptie het eigen onderzoek bevat, en dus onder de stagecomponent valt, en welk deel de literatuurscriptiecomponent is (voor beide krijgt de student aparte deelcijfers). We raden aan om de eigen stageresultaten niet te verweven met de tekst van de literatuurscriptie, maar in een apart hoofdstuk te beschrijven. Het is dus nadrukkelijk niet de bedoeling dat de literatuurscriptie ‘slechts’ een inleiding is op het onderzoekdeel. Het moet op zichzelf staan. Er moeten dus zowel een literatuurscriptie als een stageverslag ingeleverd worden.

• Het stageverslag van het ‘Afstudeerproject’ mag in de vorm van een rapportage die gebruikelijk is in uw vakgebied; bijvoorbeeld een uitgebreid labjournaal, logboek of dagboek, beleidsanalyse o.i.d. waarin in ieder geval de onderzoeksmethodes (experimenten) en vraagstelling worden besproken en analyses/resultaten en de conclusies worden beschreven. Het stageverslag mag heel beknopt zijn, zolang er maar helder uit blijkt wat de student gedaan heeft, welke leercurve is doorlopen en dat de student voldoende begrip van de stof bezit. Het wordt aangeraden een logboek op te nemen. Voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ is een uitgebreid verslag verplicht (zie onder).

• De ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus (7,5 EC, 200 uur inzet) is een aparte keuzecursus boven op de ‘Afstudeerproject’ cursus die gevolgd wordt in een opvolgende (of voorafgaande) onderwijsperiode. U hoeft de ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus niet aan te bieden aan de student, maar een langere stage aanbieden kan wellicht interessant zijn.

• Tijdens de ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus doet de student extra onderzoekspraktijkervaring op door de stage van de ‘Afstudeerproject’ cursus te verdiepen en uit te breiden. Het is nadrukkelijk niet toegestaan om een geheel ander stageonderwerp aan te bieden dan in de stagecomponent van de ‘Afstudeerproject’ cursus. Wanner de student ‘Onderzoeksstage PLUS’ volgt loopt deze dus in totaal over de twee cursussen heen 8-10 weken (full time equivalent) stage, verdeeld over maximaal 20 weken (twee 10-weekse onderwijsperiodes).

• In principe is het cijfer dat voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ wordt toegekend gelijk aan het deelcijfer voor de stagecomponent van de verplichte Afstudeerproject cursus. Alleen in gemotiveerde gevallen mag hiervan worden afgeweken.

• Voor de cursus ‘Onderzoeksstage PLUS’ is het schrijven van een stageplan verplicht. Dit levert de student in bij de begeleider en de cursuscoördinatoren ongeveer een week na aanvang van de stage(component).

• Voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ moet een uitgebreid en apart onderzoeksverslag geschreven worden. Dit mag niet een integraal onderdeel zijn van de scriptie (zoals wel mag als de student enkel een beperkte stage doet als onderdeel van de cursus ‘Afstudeerproject’). In het eindverslag moet een zogenaamde ‘utilisatieparagraaf’ staan, waarin de student ingaat op de (maatschappelijke)implicaties van het onderzoek.

• De student maakt eerst een concept- en daarna een eindversie van de scriptie en stageverslag. De student krijgt op alle versies feedback. Gebruik indien gewenst voor tussentijdse feedback/besprekingen het bijgevoegde voortgangsformulier.

• De beoordeling van de scriptie, het praktische werk en stageverslag geschiedt volgens de normen van de begeleider en het betreffende lab/onderzoekomgeving. De eindversie van de scriptie en stageverslag (en het stageproces/leercurve) wordt beoordeeld met behulp van verplichte rubrics (bijgevoegd bij de email). Beoordelen van dit type onderwijs bevat subjectieve elementen, zoals de mate waarin taal- en spelfouten worden gewogen. Ook de leerwinst zal door verschillende personen verschillend worden beoordeeld. De rubric beschrijft criteria voor onderdelen van de scriptie elk met als mogelijke uitslag onvoldoende-voldoende-goed. Het is een hulpmiddel voor de beoordeling van diverse aspecten zoals inhoud, structuur en de inzet en de leerwinst van de student en heeft als bijkomend voordeel dat alle studenten volgens dezelfde criteria beoordeeld worden. Daarnaast maakt het inzichtelijk hoe de beoordeling tot stand is gekomen. De rubric is geen rekenmodel. Het uiteindelijke cijfer is de keuze en verantwoordelijkheid van de begeleider en 2e beoordelaar/examinator.

• Het eindcijfer van de scriptie- en stagecomponent moet altijd worden vastgesteld door een bevoegd docent/2e beoordelaar (examinator) van de cursus. De begeleider en student zoeken tijdig een onafhankelijke 2e beoordelaar. Het is geen probleem als deze 2e persoon uit dezelfde onderzoeksgroep komt in het geval het een UU leerstoelgroep betreft. De dagelijkse begeleiding van de student mag door een ervaren medewerker, inclusief AIO of postdoc, gebeuren. Deze medewerker mag ook als eerste beoordelaar het beoordelingsformulier tekenen, maar het eindcijfer is altijd de verantwoordelijkheid van de examinator. Onder andere (maar niet uitsluitend) zijn alle coördinatoren van cursussen van de UU opleiding Biologie bevoegd als examinator voor de Afstudeerproject en Onderzoeksstage PLUS cursus en zij die dat zijn, weten dat. Vraag er dus naar bij twijfel, of contact ons even via scriptie.bio@uu.nl. In de praktijk bespreken de twee beoordelaars samen de (deel)cijfers. De 2e beoordelaar kan immers niet de leercurve en inzet inschatten.

• De hoeveelheid werk voor de 2e beoordelaar hoeft niet meer te zijn dan 2 uur. De rol van de 2e beoordelaar is in de regel bevestigend. Bij een ernstig verschil van mening dient het geval aan de kamer van de examencommissie te worden voorgelegd na notificatie en bemiddeling door de coördinatoren. In de praktijk is het voldoende als minimaal één van de ondertekenaars van het beoordelingsformulier een bevoegd examinator is. Het kan dus zijn dat u als dagelijks begeleider ook de examinator bent, als u daartoe bevoegd bent. Het maakt dan niet uit of de handtekening links of rechts op het formulier komt te staan, zolang er maar altijd twee mensen tekenen (het vier-ogen principe), waarvan dus minimaal één persoon examinator is.

• Het geschreven werk van de student moet worden gecontroleerd op plagiaat. Deze controle is de verantwoordelijkheid van de begeleider en examinator, maar de student zorgt zelf voor uploaden van de scriptie in Urkund / Ouriginal. U dient hiertoe de student te voorzien van uw Urkund / Ouriginal ‘Receiver adres’. Meer informatie over Urkund / Ouriginal vindt u op https://urkund.sites.uu.nl/. Als u als begeleider niet op de UU werkzaam bent en geen toegang heeft tot Urkund dan is de UU examinator de aangewezen persoon om de plagiaatcheck te doen. Op het beoordelingsformulier moet u aangeven dat er geen sprake is van plagiaat.

• Het is mogelijk studenten experimenten te laten uitvoeren per koppel. Dan zal de stagecomponent gelijk kunnen zijn voor deze twee studenten, evenals het onderzoeksverslag. Het theoretische literatuurdeel (de scriptiecomponent) echter, is uniek voor elke student. Als twee studenten samen één onderzoeksverslag inleveren moet het expliciet gemaakt zijn wat de bijdrage van beide studenten aan het onderzoek en het eindproduct is geweest. Anders kunnen er geen studiepunten worden toegekend. Het is dan sterk aangeraden dat beide studenten een gedetailleerd overzicht bijvoegen van de gedane werkzaamheden per dag.

• Een volledig ingevuld beoordelingsformulier met eindcijfer(s),
• Ingevulde rubrics voor zowel de scriptiecomponent als de stagecomponent,
• Een digitale eindversie van de scriptie en onderzoeksverslag

Dit alles kan gestuurd worden naar; scriptie.bio@uu.nl.

• Een student die niet is ingeschreven in OSIRIS voor de cursus B-B3AFSTP en/of B-B3PLONS mag niet beginnen met respectievelijke cursus. Als dat onverhoopt toch gebeurt, zullen er geen eindcijfer en geen studiepunten worden toegekend.

• Een onverhoopte onvoldoende voor de stagecomponent mag niet worden gecompenseerd met de scriptiecomponent of andersom (ondanks dat beide in hetzelfde geschreven document mogen worden weergeven in het geval van het ‘Afstudeerproject’).

• De scriptie en het stageverslag worden in principe niet door de opleiding/faculteit/universiteit gepubliceerd of gedeeld met derden (met uitzondering van kwaliteitscontrole doeleinden door interne- of externe commissies). De scriptie wordt wel centraal gearchiveerd in Osiris Zaak (scriptie) en op een beveiligde cloud. De student is verplicht de scriptie te uploaden in Osiris zaak nadat de cursuscoördinatoren het cijfer hebben geadministreerd. Pas daarna kan het definitieve cijfer worden toegekend. Het spreekt voor zich dat als het stageverslag een onderdeel van de scriptie is, dit dus ook gearchiveerd wordt op Osiris Zaak.

• Toch kan een begeleider/faculteit/opleiding redenen zien voor publicatie. Wilt u de gegevens publiceren? Dan vragen wij contact op te nemen met ons studiepunt: science.bio.ba@uu.nl. Mocht in uitzonderlijke gevallen publicatie overwogen worden door de faculteit of opleiding, dan wordt er uiteraard vooraf contact met de student en u als supervisor opgenomen om dit te bespreken.