De voorbereiding en uitvoering
De ‘Afstudeerproject’ (en ‘Onderzoeksstage PLUS’) cursus is de afronding van je bacheloropleiding en is een visitekaartje waar toelatingscommissies voor masteropleidingen en werkgevers naar kunnen kijken. Dit is dus de kans om te laten zien wat je in huis hebt en wat je allemaal hebt geleerd tijdens je bacheloropleiding. Het ‘Afstudeerproject’ (en ‘Onderzoeksstage PLUS’) vereist een goede voorbereiding en planning en ook een hoge mate van zelfstandigheid en discipline.
Scrol naar beneden voor de FAQ.
Je hoeft de cursussen niet per se als laatste onderdeel van je opleiding te doen. Voorwaarde is dat je minimaal 120 punten van de major hebt gehaald en alle verplichte vakken hebt voldaan. Overweeg om in een andere periode dan periode 4 de cursus(sen) te doen. Afhankelijk van waar je een project wilt doen zijn er dan vaak meer scriptie- en stageplaatsen beschikbaar.
Ruim voor aanvang van de cursus(sen) ga je zelf op zoek naar een onderwerp en dagelijks begeleider. De cursuscoördinatoren kunnen -en zullen- hierin niet bemiddelen. Hier is een link naar onderzoeksgroepen bij het departement Biologie om je te oriënteren. Elke groep binnen het departement Biologie heeft een Afstudeerprojectcoördinator. Deze vind je onder het dropdown menu ‘Groepen en afstudeerprojectcoördinatoren’. Op deze pagina staat ook een korte beschrijving van de onderzoekslijn(en) binnen de betreffende groep weergegeven. Je kunt de Afstudeerprojectcoördinator aanschrijven als je op zoek bent naar een geschikt project en dagelijks begeleider. Het helpt daarbij als je duidelijk aangeeft waarom je interesse hebt in die specifieke onderzoeksgroep en ook grofstoffelijk aangeeft welk onderwerp (en/of begeleider) je voorkeur heeft. Natuurlijk hoef je geen uitgebreid plan klaar te hebben liggen, maar een grove beschrijven van je interesse is handig en voldoende. De Afstudeerprojectcoördinator helpt je om met de juiste persoon in contact te komen binnen de groep of verwijst je door als er onverhoopt geen plek is. Ook kan de Afstudeerprojectcoördinator je eventueel in contact brengen met mogelijke begeleiders buiten de onderzoeksgroep en het departement. Uiteraard mag je ook zelf een stage- en scriptieplek zoeken buiten het departement. De Afstudeerprojectcoördinator kan je mogelijk ook adviseren over de inhoud van een potentiële externe stage (is deze van voldoende kwaliteit) en bij het vinden van een verplichte examinator/2e beoordelaar binnen het departement Biologie.
Let op: Als je een scriptie wilt schrijven en stage wilt doen bij de vakgroepen Celbiologie of Ontwikkelingsbiologie, dan zijn er een paar extra voorwaarden waar je rekening mee moet houden. Zo bieden deze groepen vrijwel alleen in periode 4 scriptie en stagemogelijkheden.
Begin op tijd met zoeken en maak tijdig afspraken met je beoogde begeleider(s). Plaatsen zijn soms selectief en onderwerpen bij populaire vakgroepen kunnen ruim van tevoren al vergeven zijn.
Onderwerp
Uitgangspunt is dat een scriptie- en stageonderwerp moet vallen binnen het ‘beroepenveld van een bioloog’. Dit is een zeer ruim begrip en omvat dus ook bijvoorbeeld bio-ethiek, didactiek van de biologie of een beleids- of adviesstage over een biologisch onderwerp. Twijfel je of je onderwerp voldoet, raadpleeg dan de Afstudeerprojectcoördinator van een onderzoeksgroep die qua thematiek aansluit en bespreek je plannen tijdig, om teleurstelling achteraf te voorkomen.
Zoals gezegd, mag je je ‘Afstudeerproject’ (en evt. ‘Onderzoeksstage PLUS’) ook doen bij een ander departement of faculteit binnen de UU, of daarbuiten bij een instelling, overheid of bedrijf in binnen- of buitenland. Echter altijd, voor zowel scripties en stages binnen het departement Biologie als daarbuiten, is een examinator van de Bacheloropleiding Biologie eindverantwoordelijk voor je beoordeling. Deze examinator is ook het aanspreekpunt daar waar het gaat over de inhoud en kwaliteit van je scriptie/stage (niet de cursuscoördinatoren). Bovengenoemde Afstudeerprojectcoördinator van de onderzoeksgroepen kunnen je verder helpen en adviseren bij het vinden van een examinator en bij het geven van een indicatie of een scriptie- en stagecomponent buiten het departement voldoet. Meer informatie over het 'extern' schrijven van je scriptie en doen van je stage vind je elders op deze website.
Zeker als je extern een scriptie wilt gaan schrijven is op tijd beginnen met het zoeken naar een plek en een begeleider een must. Zoek, zeker in het geval van een externe stage, alvast een examinator binnen het departement Biologie, in overleg met je dagelijks begeleider en afstudeerproject-contactpersoon van een onderzoeksgroep die qua thematiek goed aansluit bij jouw onderwerp.
Je schrijft je in voor de verplichte ‘Afstudeerproject’ cursus en ‘Onderzoeksstage PLUS’ keuzecursus via de reguliere inschrijvingsroute in Osiris. Indien noodzakelijk, dan kan je buiten de inschrijvingsperiodes om inschrijven door een mail te sturen aan studiepunt (science.bio.ba@uu.nl), met een Cc aan scriptie.bio@uu.nl.
Als je hebt ingeschreven via Osiris, ontvang je enkele weken voor aanvang van de cursus een verzoek om een online enquête in te vullen waarin je je voorkeur en al gemaakte afspraken over je scriptie- en stageproject aangeeft. Daarbij ontvang je ook een cursushandleiding behorende bij de periode waarin je je scriptie schrijft/onderzoeksproject doet. Deze is ook te vinden onder het kopje 'Documents and Forms' op deze website. Het invullen van de vragenlijst is belangrijk omdat de cursuscoördinatoren je dagelijks begeleider(s) en examinator op basis hiervan van essentiële informatie kunnen voorzien die nodig is bij je begeleiding en beoordeling.
De Universiteitsbibliotheek heeft een libguide ontwikkeld speciaal voor de Biologie scriptiecursus, die je kan helpen bij het opfrissen van de kennis die je hebt verkregen bij de cursus Academisch communicatie en/of Ontwikkelingsbiologie over zoekstrategieën en do’s en dont’s bij het zoeken en refereren van literatuur. We raden je zeer sterk aan deze libguide een keer door te nemen voor aanvang van de cursus, want de tijd die je investeert verdien je dubbel en dwars terug tijdens de rest van de cursus.
Je kunt je scriptie/onderzoek natuurlijk ook in het buitenland doen. Mits goed voorbereid kan dat een heel waardevolle ervaring zijn. Meer informatie vind je op de site; "studeren in het buitenland", bij praktische info voor bèta studenten. Neem in elk geval ook tijdig contact op met het Science International Office om praktische zaken te bespreken/regelen. Begin altijd ruim op tijd met het plannen als je je scriptie/onderzoek in het buitenland wilt doen. Belangrijk is om vroegtijdig contact te leggen met een examinator bij het departement Biologie, die je kan adviseren. De Afstudeerprojectcoördinator van een onderzoeksgroep die aansluit bij je onderwerp kan je hier mogelijk bij helpen. Overleg in ieder geval met hem/haar of je plannen - en stageorganisatie - van voldoende wetenschappelijk-inhoudelijk niveau zijn.
Als je een scriptie/onderzoek in het buitenland wilt doen dan is het verplicht om een 'buitenlandaanvraag' te doen in Osiris en het ‘Afsprakenformulier student en begeleider Onderzoeksproject Biologie (Engels)’, te vinden onder het kopje 'Documents and Forms', volledig in te (laten) vullen en op Osiris in te dienen. Bij het niet vooraf voldoen aan deze verplichting, of als je verzoek niet wordt goedgekeurd, dan worden er geen studiepunten toegekend voor je ‘Afstudeerproject’ of ‘Onderzoeksstage PLUS’, ook niet als je examinator je toch een cijfer geeft. Ook mag je pas vertrekken als je daarvoor expliciete goedkeuring hebt ontvangen van het Science International Office. Een belangrijk aandachtspunt is je verzekeringen. Zie hiervoor de website over aansprakelijkheid. Het organiseren van overige verzekeringen: medische kosten (verplicht in NL door gebruiker zelf), reis- /annulering- en/of ongevallenverzekering zijn in principe je eigen verantwoordelijkheid. Dit staat vermeld op deze checklist; (> how do I arrange …).
Wees ervan bewust dat het doen van een scriptie/stage in het buitenland niet alleen meer zelfstandigheid vereist, maar er ook voor zorgt dat we als opleiding minder grip hebben op het proces van begeleiding, nakijken en communicatie in het algemeen (vergeleken bij een stage bij één van onze eigen onderzoeksgroepen). Communiceer dus altijd duidelijk richting externe partijen wat er van je verwacht wordt vanuit de opleiding, en wat jij van je scriptie/stage plek verwacht.
Het is in principe niet toegestaan een onderzoek/scriptie te doen in een gebied waarvoor een negatief reisadvies geldt vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken (code oranje of rood). Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan hier een uitzondering op gegeven worden. Het Science International Office kan je helpen met het organiseren van een stage en scriptie in het buitenland. Check ook de tekst in de Onderwijs en Examenregeling (OER) hierover. Deze vind je in de studiegids van Biologie.
Kijk bij vragen en problemen altijd eerst in de cursushandleiding en op deze website. Biedt dit geen oplossing? Neem dan gerust contact op met de cursuscoördinatoren. Wij zijn te bereiken via email: scriptie.bio@uu.nl, of op kamer Kruyt O205 (Martijn van Zanten); tel. 030-2533111 of Kruyt Z405; tel. 06 16 923 403 (Julia Staats). Voor inhoudelijke vragen over je project verwijzen we je naar je (beoogd) begeleider(s) en/of de Afstudeerprojectcoördinator van de onderzoeksgroep.
Drie keer per jaar organiseert de Utrechtse Biologen Vereniging zogenaamde Scriptie- en stage informatieavonden. Deze zijn meestal begin november, in januari en in mei. Op deze avonden vertellen de cursuscoördinatoren en oud studenten over de cursus(sen) en is het mogelijk vragen te stellen. Houd de informatiekanalen van de UBV in de gaten voor precieze datums en tijden.
De voorbereiding en uitvoering; FAQ
Hieronder vind je antwoord op een aantal Frequently Asked Questions (FAQs) met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van je ‘Afstudeerproject’ (evt. aangevuld met ‘Onderzoeksstage PLUS’). Kun je het antwoord op je vraag niet vinden, kijk dan ook eens in de cursushandleiding onder het kopje 'Documents and forms'. Daar vind je ook informatie over de cursusinhoud, beoordeling en opbouw van je scriptie en stageverslag. Kom je er dan nog niet uit, schroom dan niet om contact op te nemen met de cursuscoördinatoren als het de organisatie/eisen van de cursus betreft, of met de Afstudeerprojectcoördinator van de (beoogde) onderzoeksgroep, je dagelijks begeleider(s) en/of examinator als het over de inhoud van je scriptie/stage gaat
Het schrijven van een op literatuur gebaseerde afstudeerscriptie en het doen van een stage is onderdeel van de verplichte cursus ‘Afstudeerproject’ (B-B3AFSTP, 15 EC). Deze cursus beslaat een gehele onderwijsperiode van 10 weken. Je mag dit aanvullen met de keuzecursus ‘Onderzoeksstage PLUS’ (B-B3PLONS) in een opvolgende (of voorafgaande) onderwijsperiode. Maar let op, niet alle onderzoeksgroepen en begeleiders bieden de mogelijkheid voor ‘Onderzoeksstage PLUS’. Overleg dit dus goed met je begeleider en/of de Afstudeerprojectcoördinator van de onderzoeksgroep.
Om de studiepunten te ontvangen, moet er voor beide cursussen een schriftelijk verslag worden ingeleverd. Meer info hierover -en specifieke eisen- vind je hieronder en elders op deze site.
Als onderdeel van de verplichte cursus ‘Afstudeerproject’ schrijf je een op wetenschappelijke literatuur gestoelde literatuurscriptie. Hierbij behandel je een onderzoeksvraag aan de hand van uitsluitend (vooral primaire) wetenschappelijke literatuur. Je moet minimaal 5 weken fulltime equivalent (200 uur) aan je scriptiecomponent besteden binnen de onderwijsperiode waarin je de cursus volgt. Je mag maximaal 7 weken (voltijd equivalent) besteden aan je scriptiecomponent (280 uur). Daarnaast doe je een stagecomponent, die minimaal 3 weken duurt (120 uur, in het geval je kiest voor 7 weken scriptie) en maximaal 5 weken (200 uur, als je voor 5 weken scriptie kiest). In overleg met je begeleider mag de scriptie en stage door elkaar lopen tijdens de onderwijsperiode. Je kunt dus bijvoorbeeld tijdens wachtstappen, of op een dag dat je geen stagedingen te doen hebt, aan je scriptie werken.
Scriptiecomponent
Voor de scriptiecomponent diep je zelfstandig een specifiek onderwerp uit de biologie uit op basis van literatuuronderzoek. Hiervoor zoek je uit alle beschikbare literatuur relevante informatie die je op de juiste manier verwerkt tot een scriptie. Het eindresultaat hiervan, de scriptie, is niet alleen een beschrijvende samenvatting van de beschikbare feiten en ideeën ('een review'), maar bevat ook een eigen kritische beschouwing en synthese van de literatuur. Het verder ontwikkelen van je academische vaardigheden zoals het doen van een gedegen literatuuronderzoek, correct wetenschappelijk schrijven en presenteren, staat hierbij centraal. Het eindproduct van de cursus bestaat uit een leesbare, op literatuur gebaseerde, scriptie van ongeveer 20 – 25 pagina’s (6000-8000 woorden) in het Nederlands of Engels (het laatste met goedvinden van je begeleider).
Stagecomponent
Tijdens de stagecomponent van de cursus doe je praktijkervaring op binnen een biologisch onderwerp dat aansluit bij je scriptieonderwerp. Je maakt kennis met het ‘werkveld’. Dit mag je interpreteren in de breedste zin des woord. Zo kun je een veldwerkstage doen, een beleidsstage of labwerk. Maar, ook bijvoorbeeld een onderwijskundig onderzoek of statistische analyses van bestaande (biologische) datasets is veelal prima. Het is van belang dat je je onderwerp goed doorspreekt met je begeleider(s). Als je buiten het departement Biologie een stage doet, bespreek dan in ieder geval ook je onderwerp met je examinator binnen het departement. De Afstudeerprojectcoördinator van een vakgroep die inhoudelijk aansluit bij je onderwerp kan je daarbij helpen en adviseren. De bedoeling is dat je minimaal een keer de onderzoekscyclus doorloopt, zelfstandig of door mee te lopen met je dagelijks begeleider of een (ervaren) masterstudent.
Je rond de stagecomponent de cursus ‘Afstudeerproject’ af met een (kort) stageverslag. Dat mag als apart document, maar je mag ook de resultaten van je onderzoek in je scriptie verwerken. De tekst hiervan komt dan wel boven op de tekst van de scriptie. Een belangrijke aanvullende eis is namelijk dat het expliciet duidelijk moet zijn welk deel van je scriptie je eigen onderzoek bevat, en dus onder de stagecomponent valt, en welk deel je literatuurscriptiecomponent is (voor beide krijg je aparte deelcijfers). We raden je sterk aan om een overzicht van de gedane werkzaamheden per dag (bijv. een labjournaal) als bijlage toe te voegen. We raden je ook aan om je eigen stage resultaten niet te veel te verweven met de tekst van je literatuurscriptie, maar je stageresultaten in een apart hoofdstuk te beschrijven. Het is dus nadrukkelijk niet de bedoeling dat je literatuurscriptie ‘slechts’ een inleiding is op je onderzoek. Het moet echt op zichzelf staan.
Richtlijnen en vereisten
De genoemde aantallen woorden en pagina’s zijn geen harde eis. Het gaat uiteindelijk om de kwaliteit van het literatuur- en stageonderzoek. De ingeleverde verantwoording van je onderzoek (of het nu in je scriptie staat, of als apart onderzoeksverslag, uitgebreid labjournaal, veldwerknotities o.i.d. wordt ingeleverd) moet worden opgesteld volgens de algemeen geldende richtlijnen van een wetenschappelijk onderzoeksverslag. Dat houdt in dat er minimaal een (korte) inleiding, vraagstelling, hypothese, methode, resultaten en (korte) discussie en conclusie aanwezig zijn.
Je slaagt alleen voor de cursus als je examinator zowel de literatuurcomponent, als de stagecomponent met een voldoende beoordeeld. Je kunt dus niet een onvoldoende met het andere cijfer compenseren. De mate waarin beide componenten meewegen in het eindcijfer is afhankelijk van de verdeling van de tijd over scriptie- respectievelijk stagecomponent. Dus; 50/50, 60/40 of 70/30. Je begeleider en examinator vullen dit in op het beoordelingsformulier. Dit staat equivalent aan 200/200 uur, 240/160 uur en 280/120 uur besteedde tijd voor elke component.
Past je onderzoeksonderwerp niet (goed) bij het onderwerp van je scriptie? Lever dan sowieso een apart onderzoeksverslag in. Dat hoeft niet uitgebreid (wel als je ‘Onderzoekstage PLUS’ doet, zie onder), maar uit de tekst (of het nu in de scriptie of als apart document ingeleverd wordt) moet in ieder geval wel duidelijk blijken wat je precies gedaan hebt tijdens je stage.
De ‘Onderzoeksstage PLUS’ keuzecursus (7,5 EC) is een aparte cursus boven op de verplichte ‘Afstudeerproject’ cursus. Let op, niet alle onderzoeksgroepen en begeleiders bieden de mogelijkheid tot het doen van ‘Onderzoeksstage PLUS’ aan! Wil je deze cursus doen, dan vergt het dus een goede planning en het maken van afspraken met een begeleider voordat je je op Osiris inschrijft voor de cursus(sen). Je kunt de ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus doen een onderwijsperiode opvolgend (of voorafgaand) aan de onderwijsperiode waarin je de verplichte cursus ‘Afstudeerproject’ doet.
Tijdens de ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus verdiep je je onderzoekspraktijkervaring door je stage van de ‘Afstudeerproject’ cursus uit te breiden. Het is nadrukkelijk NIET toegestaan om een ander stageonderwerp te doen (bij een ander onderzoeksteam o.i.d.) dan de stagecomponent van je ‘Afstudeerproject’! Als dit toch gebeurt, worden er geen studiepunten toegekend.
In principe is het cijfer dat je voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ krijgt gelijk aan het deelcijfer voor de stagecomponent van de verplichte ‘Afstudeerproject’ cursus. Alleen in gemotiveerde gevallen mogen je begeleider en examinator daar van afwijken.
Uitgebreid onderzoeksverslag
Voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ moet je een uitgebreid onderzoeksverslag schrijven. Dit verslag mag niet een onderdeel zijn van je scriptie. Hiermee vervalt ook de beknopte verslaglegging die hoort bij het ‘Afstudeerproject’. Het is dus of een beknopt verslag als je ‘Afstudeerproject’ doet, of een uitgebreid verslag als je ook ‘Onderzoeksstage PLUS’ doet. Als onderdeel van ‘Onderzoeksstage PLUS’ lever je verplicht ook een stageplan in, waarin je aandacht besteedt aan de methodiek, data-analyse en dataverwerking. Dit plan lever je in bij je begeleider en cursuscoördinatoren ongeveer een week na aanvang van je stage(component). In je eindverslag moet ook een zogenaamde ‘utilisatieparagraaf’ staan, waarin je ingaat op de (maatschappelijke)implicaties van je onderzoek. Dat wil zeggen, hoe plaats je het onderzoek in een breder kader.
Voor het ‘Afstudeerproject’ schrijf je een scriptie en een onderzoeksverslag. In de scriptiecomponent moet je een onderzoeksvraag behandelen aan dat de hand van uitsluitend (vooral primaire) wetenschappelijke literatuur. Voor de stagecomponent schrijf je een onderzoeksverslag. In het geval van ‘Afstudeerproject’ mag je stageverslaglegging kort en bondig zijn en mag je het inleveren als onderdeel van je scriptie, of als apart verslag. We raden je sterk aan om in ieder geval in de bijlage van je onderzoeksverslag een overzicht te geven van de gedane werkzaamheden per dag, in de vorm van een labjournaal, observatieverslag o.i.d. Zo kan er geen misverstand ontstaan over het gedane werk, ook als je geen klinkende onderzoeksresultaten weet te boeken (zie ook hierboven). Als je er voor kiest om je stageverslag te incorporeren in je scriptie, dan moet je in ieder geval expliciet duidelijk maken welk deel de scriptie is en welk deel je eigen stage beschrijft. Bijvoorbeeld, door een apart hoofdstuk met je stagegegevens op te nemen. Als het de cursuscoördinatoren niet duidelijk is welk deel de scriptiecomponent betreft en welk deel de stagecomponent vertegenwoordigd, dan zullen we je vragen je scriptie alsnog op te splitsen voor we je cijfers kunnen verwerken.
Voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ moet je een uitgebreid onderzoeksverslag schrijven. Dit verslag mag niet een onderdeel zijn van je scriptie. Hiermee vervalt ook de beknopte verslaglegging die hoort bij het ‘Afstudeerproject’. Het is dus of een beknopt verslag als je ‘Afstudeerproject’ doet, of een uitgebreid verslag als je ook ‘Onderzoeksstage PLUS’ doet. Als onderdeel van ‘Onderzoeksstage PLUS’ lever je ook een verplicht stageplan in waarin je aandacht besteedt aan de methodiek, data-analyse en dataverwerking. Dit plan lever je in bij je begeleider en cursuscoördinatoren ongeveer een week na aanvang van je stage(component). In je eindverslag moet ook een zogenaamde ‘utilisatieparagraaf’ staan, waarin je ingaat op de (maatschappelijke)implicaties van je onderzoek. Dat wil zeggen, hoe plaats je het onderzoek in een breder kader.
In principe volg je het vak ‘Afstudeerproject’ binnen een 10-weekse onderwijsperiode en bij dezelfde begeleider(s), of in ieder geval dezelfde onderzoeksgroep, instelling of bedrijf. In overleg met je begeleider/examinator en cursuscoördinatoren is het mogelijk om beargumenteerd de scriptiecomponent en stagecomponent in de tijd (over cursus periodes) te scheiden als daar goede redenen voor zijn. Dit is meestal niet ideaal, maar is in sommige gevallen een oplossing als je bijvoorbeeld aan een veldwerkseizoen gebonden bent. Het scheiden van scriptiecomponent en stagecomponent mag alleen met expliciet goedvinden van je begeleider(s) en de cursuscoördinatoren. Breng de cursuscoördinatoren dus altijd op de hoogte, via scriptie.bio@uu.nl.
Binnen de onderwijsperiode mag je je tijd indelen zoals je wilt, uiteraard in overleg met je begeleider. Je kunt dus bijvoorbeeld tijdens wachtstappen, of op een dag dat je geen stagedingen te doen hebt, aan je scriptie werken, zolang je maar uiteindelijk 50/50, 60/40 of 70/30 van je tijd aan de scriptiecomponent respectievelijk stagecomponent besteedt. Dit staat equivalent aan 200/200 uur, 240/160 uur en 280/120 uur besteedde tijd voor elke component. De keuze voor 50/50, 60/40 of 70/30 verdeling maak je met je begeleider. Let wel, veel groepen bieden slechts een van de verdelingsvarianten aan, dus je hebt niet altijd een keus. Informeer jezelf goed hierover in het gesprek met je begeleider.
De keuzecursus ‘Onderzoeksstage PLUS’ (B-B3PLONS) volg je altijd in een onderwijsperiode opvolgend (of voorafgaand) aan de periode dat je de verplichte ‘Afstudeerproject’ cursus doet. In principe is de ‘Onderzoeksstage PLUS’ (B-B3PLONS) 10 weken halftijds en valt binnen een timeslot van keuze. Je kunt er dan een ander vak naast doen. Echter, je mag ook 5 weken fulltime ‘Onderzoeksstage PLUS’ (B-B3PLONS) volgen. De overige tijd volg je dan geen cursus. Een aantal uitgewerkte varianten is hieronder grafisch weergegeven. Let op, kies je er voor om een aantal weken ‘vrij’ te nemen door 5 weken fulltime ‘Onderzoeksstage PLUS’ te volgen, dan is dat in je eigen tijd en het gevolg is dat je dan studievertraging kan oplopen.
Klik hier voor een grafische weergave.
Als ingangseis voor zowel de cursus ‘Afstudeerproject’ (B-B3AFSTP) als ‘Onderzoeksstage PLUS’ (B-B3PLONS) geldt dat je tenminste 120 studiepunten van de major van de Bacheloropleiding Biologie moet hebben behaald en het verplichte deel van je opleiding geheel met voldoendes hebt afgerond. Voldoe je niet aan deze eisen en wil je om goede redenen toch aan een van deze cursussen beginnen, dan kun je een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen bij de Kamer Biologie van de Examencommissie. Het is dus niet per se noodzakelijk dat de ‘Afstudeerproject’ en ‘Onderzoeksstage PLUS’ je allerlaatste cursussen zijn. De druk op het aantal beschikbare stage en scriptieplekken is met name periode 4 is altijd heel hoog. Het loont dus de moeite om na te denken om de cursus(sen) in periode 1, 2 of 3 te volgen. Begin hoe dan ook op tijd met zoeken naar een plek.
Je schrijft je op de gebruikelijke wijze in voor ‘Afstudeerproject’ (B-B3AFSTP) en/of ‘Onderzoeksstage PLUS’ (B-B3PLONS) via Osiris in de daarvoor aangewezen inschrijvingsperiode. Voor vragen over je formele inschrijving voor de cursus, of als je wilt na-inschrijven buiten de reguliere inschrijfperiodes, kun je contact opnemen met Studiepunt (science.bio.ba@uu.nl). Als je inschrijft via de na-inschrijving, laat dit dan ook even via scriptie.bio@uu.nl weten zodat de cursuscoördinatoren je kunnen meenemen in de communicatie.
In overleg is het mogelijk om de scriptiecomponent en stagecomponent in tijd (over cursus periodes) te scheiden. Dit is meestal niet ideaal, maar is in sommige gevallen een oplossing als je bijvoorbeeld aan een veldwerkseizoen gebonden bent. Het scheiden van scriptiecomponent en stagecomponent mag alleen met goedvinden van je begeleiders en de cursuscoördinatoren. Breng de cursuscoördinatoren dus altijd op de hoogte via scriptie.bio@uu.nl.
Ruim voor aanvang van de cursus(sen) ga je zelf op zoek naar een onderwerp en dagelijks begeleider. De cursuscoördinatoren kunnen -en zullen- hierin niet bemiddelen. Hier is een link naar onderzoeksgroepen bij het departement Biologie om je te oriënteren. Elke groep binnen het departement Biologie heeft een Afstudeerprojectcoördinator. Deze vind je onder het dropdown menu ‘Afstudeerprojectcoördinatoren’. Op deze pagina staat ook een korte beschrijving van de onderzoekslijn(en) binnen de betreffende groep weergegeven. Je kunt de Afstudeerprojectcoördinator aanschrijven als je op zoek bent naar een geschikt project en dagelijks begeleider. Het helpt daarbij als je duidelijk aangeeft waarom je interesse hebt in die specifieke onderzoeksgroep en ook grofstoffelijk aangeeft welk onderwerp (en/of begeleider) je voorkeur heeft. Natuurlijk hoef je geen uitgebreid plan klaar te hebben liggen, maar een grove beschrijven van je interesse is handig. De Afstudeerprojectcoördinator helpt je om met de juiste persoon in contact te komen binnen de groep of verwijst je door als er onverhoopt geen plek is. Ook kan de Afstudeerprojectcoördinator je in contact brengen met mogelijke begeleiders buiten het departement. Uiteraard mag je ook zelf een stage- en scriptieplek zoeken buiten het departement. De Afstudeerprojectcoördinator kan je dan adviseren over de inhoud van je stage (is deze van voldoende kwaliteit).
Let op: Als je een scriptie en stage wilt doen bij de vakgroepen Celbiologie of Ontwikkelingsbiologie, dan zijn er een paar extra voorwaarden waar je rekening mee moet houden. Zo bieden deze groepen vrijwel alleen in periode 4 scriptie en stagemogelijkheden.
Begin op tijd met zoeken en maak tijdig afspraken met je begeleider. Plaatsen zijn soms selectief en populaire onderwerpen bij populaire vakgroepen kunnen ruim van tevoren al vergeven zijn. Voor de docenten en onderzoekers is het noodzaak dat zij ruim op tijd een beeld hebben wie men wanneer kan verwachten om je zo goed mogelijk te kunnen begeleiden. Wachten tot het laatste moment leidt vrijwel altijd tot een afwijzing. Zeker als je extern een scriptie wilt gaan schrijven is op tijd beginnen met het zoeken naar een plek en een begeleider van groot belang. Zoek, zeker in het geval van een externe stage, alvast een examinator/2e beoordelaar binnen het departement Biologie, in overleg met je eerste begeleider. Voor het vinden van een geschikte examinator kun je ook terecht bij de Afstudeerprojectcoördinator van een onderzoeksgroep die qua thematiek goed aansluit bij jouw onderwerp.
Uitgangspunt is dat een scriptie- en stageonderwerp moet vallen binnen het ‘beroepenveld van een bioloog’. Dit is dus inclusief bijvoorbeeld bio-ethiek, didactiek van de biologie of een beleidsstage over een biologisch onderwerp. Twijfel je of je onderwerp voldoet, raadpleeg dan altijd eerst je examinator en bespreek je plannen. Sowieso is het raadzaam om je plannen te bespreken met de Afstudeerprojectcoördinator van een onderzoeksgroep die qua thematiek aansluit bij jouw onderwerp, om teleurstelling achteraf te voorkomen.
Zoeken in de stagebank
In het vacature/stageoverzicht van Career Services (onder 'vacaturebank') staat misschien ook een leuke stage voor je. Bedrijven en organisaties plaatsen hierin stages en afstudeeropdrachten die geschikt zijn voor diverse opleidingen. Deze stages volg je niet binnen je opleiding (curriculum). Je kunt er wel extra werkervaring mee opdoen en je netwerk mee uitbreiden. Je kunt er wel extra werkervaring mee opdoen en je netwerk mee uitbreiden.
Nee, dat hoeft niet. Van belang is vooral dat je weet in welke richting je een stage zoekt en dit kunt uitleggen aan potentiële begeleiders. Je hoeft nog geen strak omlijnd eigen plan te hebben. Begeleiders hebben vrijwel altijd zelf voldoende ideeën en onderwerpen klaarliggen, die goed aansluiten bij hun lopende onderzoekslijn(en). Dat neemt niet weg dat als je een origineel idee hebt, je dat zeker aan je begeleider kunt voorleggen of hij/zij dat ziet zitten. Als er een match is qua thematiek en het project is uitvoerbaar met de beschikbare tijd en middelen kan het heel leuk zijn om je eigen idee uit te werken in je scriptie en stage.
De dagelijkse begeleiding mag in handen zijn van een docent, een ervaren promovendus (AIO), postdoc of externe begeleider binnen de UU of een Bioloog extern bij een bedrijf of instelling in binnen- of buitenland. Deze persoon mag ook een cijfer voorstellen en het beoordelingsformulier (mede) ondertekenen. Het definitieve eindcijfer voor je scriptie en onderzoekscomponent dient echter altijd vastgesteld te worden door een bevoegd docent van het Departement Biologie, van de UU (de ‘examinator’). Ook bij bepaalde opleidingen/departementen aan de UU zijn een aantal docenten bevoegd examinator die regelmatig scripties/stages beoordelen in naam van het departement Biologie (bijvoorbeeld bepaalde stafleden van Mariene Biologie en het Copernicus instituut van Geowetenschappen en Toxicologie van Diergeneeskunde. Alle examinatoren zijn op de hoogte van deze 'bevoegdheid'. Twijfel je of je begeleider mag beoordelen/examineren, vraag daar dan gewoon naar (hij of zij is in het bezit van een recente brief van de Kamer Biologie van de examencommissie als hij zij mag examineren). Neem bij twijfel gerust contact op met de cursuscoördinatoren via een email aan scriptie.bio@uu.nl. De Afstudeerprojectcoördinator van de onderzoeksgroep kan je ook helpen met het vinden van een examinator.
Je scriptie en stageverslag wordt altijd door minimaal twee personen beoordeeld, waarvan één de examinator is. De examinator mag ook je eerste begeleider zijn, maar ook dan is er een 2e lezer/beoordelaar nodig. Uiteraard heeft de 2e beoordelaar minder zicht op het proces van schrijven en voor hem of haar is de kwaliteit van het ingeleverde product leidend. De eerste begeleider en/of 2e beoordelaar (waarvan dus één de examinator is) kunnen advies inwinnen bij de cursuscoördinatoren bij sterk afwijkende meningen, maar in principe bepaald de examinator het eindcijfer. Bij een ernstig verschil van mening tussen examinator en 2e beoordelaar dient het geval aan de Kamer Biologie (Examencommissie) te worden voorgelegd. De cursuscoördinatoren kunnen daarbij dan assisteren indien nodig.
Resumé: ALTIJD moeten er twee beoordelaars tekenen voor het eindcijfer van ‘Afstudeerproject’ (B-B3AFSTP) en/of ‘Onderzoeksstage PLUS’ (B-B3PLONS), waarvan minimaal één persoon examinator is van de cursus(sen), maar twee mag ook. In principe is het cijfer dat je voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ krijgt gelijk aan het deelcijfer voor de scriptiecomponent van de verplichte ‘Afstudeerproject’ cursus. Alleen in gemotiveerde gevallen mag je begeleider daar van af wijken.
In dit antwoord gaan we er van uit dat je eerste begeleider niet de examinator is. Als je eerste begeleider ook de examinator is, lees dan ‘2e beoordelaar’.
Je examinator/2e beoordelaar leest de scriptie en je stageverslag bevestigend, neemt via je dagelijks begeleider kennis van je stage inzet en accordeert het cijfer dat in overleg met de dagelijks begeleider tot stand komt. Nogmaals, de examinator mag dus ook de eerste begeleider zijn, maar ook dan is een 2e beoordelaar verplicht. De examinator leest de scriptie en je stageverslag bevestigend en besteedt hier als vuistregel ongeveer 2 uur aan. Tenzij anders afgesproken, krijg je dus geen inhoudelijke feedback ter verbetering van je examinator/2e beoordelaar.
Doordat er altijd een examinator/2e beoordelaar naar de beoordeling kijkt zijn er altijd vier ogen betrokken bij de beoordeling en zo worden alle studenten die de cursus volgen volgens gelijke maatstaven beoordeeld. Dat is wel zo eerlijk. Uiteraard heeft de 2e beoordelaar beperkt (of geen) zicht op het proces van schrijven en voor hem of haar is de kwaliteit van het ingeleverde product leidend. De eerste begeleider en/of 2e beoordelaar kunnen advies inwinnen bij de cursuscoördinatoren bij sterk afwijkende meningen. Bij een ernstig verschil van mening tussen eerste en tweede beoordelaar dient het geval aan de Kamer Biologie (Examencommissie) te worden voorgelegd. De cursuscoördinatoren kunnen daarbij dan assisteren indien nodig.
Resumé: ALTIJD moeten er twee beoordelaars tekenen voor het eindcijfer van ‘Afstudeerproject’ (B-B3AFSTP) en/of ‘Onderzoeksstage PLUS’ (B-B3PLONS), waarvan minimaal één persoon examinator is van de cursus(sen), maar twee mag ook. In principe is het cijfer dat je voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ krijgt gelijk aan het deelcijfer voor de scriptiecomponent van de verplichte ‘Afstudeerproject’ cursus. Alleen in gemotiveerde gevallen mag je begeleider daar van af wijken.
Heb je een dagelijks begeleider gevonden? Dan is het zaak om snel goede afspraken te maken over het onderwerp en wat jullie van elkaar verwachten. Maak goede afspraken over de verdeling tussen stagecomponent en scriptiecomponent van de ‘Afstudeerproject’ cursus en bespreek of je ‘Onderzoeksstage PLUS’ wilt doen en of dat kan (en hoe je dat wilt inrichten qua tijd en onderwijsperiode). De keuze voor 50/50, 60/40 of 70/30 verdeling bespreek je met je begeleider. Let wel, veel groepen bieden slechts een van de verdelingsvarianten aan, dus je hebt niet altijd een keus. Informeer jezelf goed hierover in het gesprek met je begeleider.
Wij raden je aan om al voordat de cursus start een datum en tijd te prikken om een ‘startgesprek’ te hebben. Idealiter is dit gesprek op de eerste dag van de cursus. Bij het vastleggen van afspraken kun je optioneel het voortgangsformulier gebruiken wat je elders op deze site kunt vinden. Maak in ieder geval goede afspraken over inleverdatums en wanneer je feedback/een cijfer kan verwachten. Ook is het van belang te weten of - en wanneer - je begeleider(s) eventueel afwezig is. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van jou en je begeleider dat er op tijd een 2e beoordelaar/examinator wordt gezocht. Bespreek dit dus ook tijdig, liefst al bij het kennismakingsgesprek.
Vaak krijg je al wat startliteratuur van je begeleider die je kan lezen om in het onderwerp te komen. Daarna ga je zelf actief op zoek naar literatuur. Je volgt tijdens de cursus ook een aantal (verplichte!) colleges waarin je uitleg krijgt over de cursus en we ingaan op hoe je een scriptie schrijft, hoe je literatuur zoekt en verwerkt en over wat er verder allemaal komt kijken bij het schrijven van een goede scriptie en het doen van onderzoek.
Tip: Voor veel studenten en begeleiders werkt het goed als je minimaal éénmaal per week op een vast tijdstip de voortgang bespreekt.
Ga direct op zoek naar een begeleider. Benader stagecontactpersonen van onderzoeksgroepen bij het departement Biologie om alsnog een plek te vinden! Deze vind je onder het dropdown menu ‘Afstudeerprojectcoördinatoren’. Soms lukt dat nog last minute, maar zonder goede planning vooraf kan het erg lastig zijn om een plek te bemachtigen, zeker als het periode 4 betreft. De cursuscoördinatoren kunnen -en zullen- niet bemiddelen bij het vinden van een stageplek.
Kort na het sluiten van de inschrijfperiode op Osiris, ongeveer 5 a 6 weken voor het begin van de cursus, krijg je een informatiemail over de cursus(sen) en deadlines waaraan je je moet houden. Hierin staat ook het verzoek om informatie over je keuze voor een onderwerp via een online enquête formulier aan de cursuscoördinatoren door te geven. Hierdoor weten de cursuscoördinatoren waar je je scriptie gaat schrijven/stage gaat doen en wie je begeleider(s) is/zijn. De cursuscoördinatoren voorzien je begeleiders vervolgens zo goed mogelijk van informatie die nodig is om jou optimaal te kunnen begeleiden. Echter, vaak zijn de begeleiders niet (allemaal) bekend bij de cursuscoördinatoren aan het begin van de cursus, of is de dagelijkse begeleider niet degene die de informatie ontvangt. Het is jouw eigen verantwoordelijkheid dat de juiste informatie bekend is bij (al) je begeleiders. Zorg dus dat je zelf goed op de hoogte bent en wijs ze op deze website! Heb je nog geen begeleider op het moment dat de enquête sluit, geen paniek, we horen dan graag z.s.m. per email (scriptie.bio@uu.nl) alsnog van je wie je begeleider zal zijn en sturen dan de informatie alsnog door. Maar, hoe vroeger hoe beter.
Met de informatiemail ontvang je ook de cursushandleiding met daarin het rooster en de deadlines waaraan je je moet houden. Hierin staan o.a. richtlijnen en tips voor het schrijven van een goede scriptie en stageverslag.
Tip: Heb je een begeleider gevonden, prik dan direct een datum voor een eerste gesprek zo kort mogelijk na het begin van de cursus zodat je maximaal tijd hebt om een mooie scriptie te schrijven. Maak concrete afspraken over deadlines voor je scriptieplan, stageplan (dit laatste alleen verplicht bij ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus) schrijfplan en inleverdatum(s) van je verslag(en) met je dagelijks begeleider en examinator.
Dat kan zeker, en mits goed gepland, kan het een heel leuke en leerzame ervaring zijn die ook nog eens heel goed staat op je CV. Ruim op tijd beginnen met plannen is echt essentieel. Meer informatie vind je op de site "studeren in het buitenland", bij praktische info voor bètastudenten. Heel belangrijk is om vroegtijdig contact te leggen met een docent bij Biologie die je vanuit de UU kan begeleiden en als examinator wil optreden. Overleg met hem/haar of je plannen - en stage organisatie - van voldoende wetenschappelijk niveau zijn. Vergeet niet ook contact op te nemen met het Science International Office om praktische zaken te bespreken/regelen.
Als je een scriptie/onderzoek in het buitenland doet is het verplicht om een 'buitenlandaanvraag' te doen in Osiris en het ‘Afsprakenformulier student en begeleider Onderzoeksproject Biologie (Engels)’, te vinden onder het kopje 'Documents and Forms', volledig in te (laten) vullen en op Osiris in te dienen. Bij het niet vooraf voldoen aan deze verplichting, of als je verzoek niet wordt goedgekeurd, dan worden er geen ’studiepunten toegekend, ook niet als je examinator alsnog tekent voor de beoordeling. Ook mag je pas vertrekken als je expliciete goedkeuring hebt ontvangen van het Science International Office. Een belangrijk aandachtspunt is je verzekeringen. Zie hiervoor de website over aansprakelijkheid. Het organiseren van overige verzekeringen: medische kosten (verplicht in NL door gebruiker zelf), reis- /annulering- en/of ongevallenverzekering zijn in principe je eigen verantwoordelijkheid. Dit staat vermeld op deze checklist; (> how do I arrange …)
Het is in principe niet toegestaan een onderzoek/scriptie te doen in een gebied waarvoor een negatief reisadvies geldt vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken (code oranje of rood). Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan hier een uitzondering op gegeven worden. Het Science International Office kan je helpen met het organiseren van een stage en scriptie in het buitenland. Check ook de tekst in de Onderwijs en Examenregeling (OER) hierover. Deze vind je in de studiegids
Ja, er zijn twee verplichte colleges; respectievelijk geroosterd aan het begin van de cursus en na 2 à 3 weken. College 1 is inleidend. Er wordt verteld wat er van je verwacht wordt en wat de regels zijn voor de cursus(sen). In college 2 gaan we dieper in op technische aspecten van het schrijven van een goede scriptie. Ook is er voldoende tijd om vragen te stellen.
In overleg is er veel mogelijk, mits het binnen de kaders valt van 'het werkveld van een bioloog' en je de onderzoekscyclus doorloopt. Dat laatste kan op veel manieren. Als je twijfelt of je onderzoeksproject en/of onderwerp van je scriptie voldoet, neem dan altijd even contact op met je examinator. Ook de Afstudeerprojectcoördinator van de UU onderzoeksgroep waar je stage loopt kan je helpen. Als je er niet uitkomt, neem dan contact op met de cursuscoördinatoren. In uitzonderlijke gevallen kan je het onderwerp voorleggen aan de Kamer Biologie van de Examencommissie, na overleg met de cursuscoördinatoren. Onderwerpen bij Biologie didactiek (Freudenthal Instituut), Theoretische Biologie, Bio-informatica, Toxicologie en bij Bio-ethiek zijn in vrijwel alle gevallen toegestaan, evenals bij het Copernicus instituut van Geowetenschappen.
Als je inschrijft via Osiris in de reguliere inschrijvingsperiode dan ontvang je ruim voor aanvang van de cursus een handleiding met daarin alle informatie die je nodig hebt om de cursus te kunnen volgen. Je vindt in de handleiding het rooster en de deadlines waaraan je je moet houden, maar ook o.a. richtlijnen en tips voor het schrijven van een goede scriptie. Nu al nieuwsgierig? Onder het kopje ‘Documents and Forms’ vind je de handleiding van recente cursusperiodes.
Nee, dat mag niet. Het onderwerp en begeleider(s) moeten hetzelfde zijn. Hierop worden in principe geen uitzonderingen gemaakt. Tijdens de ‘Onderzoeksstage PLUS’ keuzecursus verdiep je je onderzoekspraktijkervaring door je stage van de ‘Afstudeerproject’ cursus uit te breiden. In principe is het cijfer dat je voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ krijgt ook gelijk aan het deelcijfer voor de scriptiecomponent van de verplichte’ Afstudeerproject cursus’. Alleen in gemotiveerde gevallen mogen je begeleider en examinator daar van afwijken.
Voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ schrijf je een uitgebreid onderzoeksverslag. Dit mag niet een onderdeel zijn van je scriptie (zoals wel mag als je enkel een beperkte stage doet als onderdeel van de cursus ‘Afstudeerproject’). Daarnaast lever je een verplicht stageplan in waarin je aandacht besteedt aan de methodiek, data analyse, data verwerking. Dit plan lever je in bij je begeleider en de cursuscoördinatoren ongeveer een week na aanvang van je stage. In je eindverslag moet ook een zogenaamde ‘utilisatieparagraaf’ staan, waarin je ingaat op de (maatschappelijke)implicaties van je onderzoek. Dat wil zeggen, hoe plaats je het onderzoek in een breder kader.
Er zijn geen verplichte boeken voor de scriptiecursus. We raden je wel sterk aan het boekje: “Een leesbare scriptie” aan te schaffen van Warna Oosterbaan (ISBN 9789035142183). Dit boekje is te bestellen via de UBV (studystore) en bij bijvoorbeeld Bol.com en kost nieuw €12.99. Ook hebben veel medestudenten dit boekje in de kast staan, dus misschien dat je het kunt lenen?
Als je al ingeschreven staat voor de ‘Afstudeerproject’- of ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus in de eerstvolgende periode is het geen probleem als je bijvoorbeeld een weekje eerder begint met je onderzoek als je dat wilt, of als je meer tijd wilt voor het schrijven van je scriptie, naast het doen van onderzoek. Je krijgt hier echter in geen geval extra studiepunten voor! Het is dus echt extra en geheel vrijwillig, maar kan wel heel leerzaam zijn! Voorwaarde is dat je begeleider het er mee eens is dat je eerder begint en dat er voldoende begeleiding aanwezig is. Als je meer dan één à twee weken eerder wilt beginnen, of veel langer door wilt gaan en dit verdiepend is, overweeg dan in te schrijven voor de ‘Onderzoeksstage PLUS’ keuzecursus als je dat nog niet gedaan hebt.
Dit gezegd hebbende, raden we af om eerder te beginnen met het schrijven van je scriptie omdat bij het schrijven van een scriptie veel komt kijken en dit pas uitgelegd wordt bij het eerste college. Je mag eerder beginnen onder bovenstaande voorwaarden, maar de ervaring leert dat de tijd die je denkt te winnen uiteindelijk soms teniet wordt gedaan. Uiteraard kan het wel heel zinvol zijn om eerder te beginnen met het zoeken van literatuur en het lezen daarvan.
We raden je zeer sterk af het (af)schrijven van je scriptie en of stage te combineren met het volgen van 2 vakken in de volgende periode (anders dan ‘Onderzoeksstage PLUS’). De ervaring leert dat dit vaak te veel is, vaak met grote uitloop tot gevolg.
Binnen de cursus(sen) heb je veel vrijheid bij het invullen van je tijd. Je hoeft niet per sé strikt aan tijden vast te houden. Slechts een klein deel van de studenten scheidt de stagecomponent strikt van de scriptiecomponent. Maar, je begeleider mag dit wel van je vragen.
Veruit de meeste gaan flexibel met de tijd om en verweven het doen van onderzoek met het schrijven van de scriptie. Zo kun je wachttijden en onderzoeksluwe dagen efficiënt besteden. Maak in ieder geval goede afspraken met je begeleider over de invulling van je tijd om misverstanden te voorkomen. Het is aan jou als student om zelf de met je begeleide afgesproken tijdsverdeling tussen scriptiecomponent en stagecomponent, dus 50/50, 60/40 of 70/30 (equivalent aan 200/200 uur, 240/160 uur en 280/120 uur) in de gaten te houden. De keuze voor 50/50, 60/40 of 70/30 verdeling maak je met je begeleider. Let wel, veel groepen bieden slechts een van de verdelingsvarianten aan, dus je hebt niet altijd een keus wat betreft de tijdsverdeling. Informeer jezelf goed hierover in het gesprek met je begeleider. De overengemomen tijdsverdeling (studielast) moet gereflecteerd zijn in de eindproducten (literatuurscriptie en stageverslag). Hoe je het ook invult, overleg altijd met je begeleider(s). Maak concrete afspraken over deadlines voor je scriptieplan, stageplan (dat laatste alleen bij de ‘Onderzoeksstage PLUS’ variant), schrijfplan en inleverdatum(s) van je verslag(en) met je dagelijks begeleider en examinator.
Wij raden je aan na te denken of het volgen van een workshop verstandig zou zijn. Laagdrempelige en betaalbare cursussen/korte workshops met betrekking tot academische vaardigheden en studievaardigheden vind je hier. Ook raden we je aan de website van het UU SkillsLab te bezoeken of direct naar het SkillsLab Writing Center te gaan. Hier kun je gratis schrijf coaching krijgen van een getrainde student (peer tutor).
Het doel van de onderzoekscomponent van de ‘Afstudeerprojectcursus’ en van de ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus is het opdoen van praktijkervaring in het ‘werkveld van de bioloog’, waarbij minimaal één keer de onderzoekscyclus wordt doorlopen. Dit mag zelfstandig, of in directe samenwerking met bijvoorbeeld een AIO, analist, of (ervaren) masterstudent. Qua onderwerpen is er veel mogelijk, mits het onderwerp dus binnen ‘het werkveld van een bioloog’ past. Onderwerpen kunnen uiteenlopen van moleculair labwerk tot veldinventarisaties tot gedragsobservaties en van beleidsonderzoek tot effectiviteitsmetingen van een zelf ontworpen onderwijsmodule. Onderwerpen bij Biologie didactiek (Freudenthal Instituut), Theoretische Biologie, Bio-informatica, Toxicologie en bij Bio-ethiek zijn in vrijwel alle gevallen toegestaan, evenals bij het Copernicus instituut van Geowetenschappen.
Uitgangspunt is dat je onderzoek doet volgens de geldende normen voor onderzoek binnen het vakgebied. Overleg dit met je begeleider. Twijfel je? Win dan eerst advies in bij je 2e beoordelaar/examinator of eventueel daarna de cursuscoördinatoren. In uitzonderlijke gevallen kan de Kamer Biologie van de Examencommissie om toestemming gevraagd worden. De cursuscoördinatoren adviseren je daar dan graag bij.
Indien het te gecompliceerd is om binnen de beperkt beschikbare tijd voldoende in te werken om zelfstandig een relevant experiment uit te voeren in het kader van de stagecomponent van de ‘Afstudeerproject’ cursus (B-B3SAFSTP), dan is het ook voldoende als je betrokken wordt bij een lopend experiment. Als je mee kan denken, het experiment kunt volgen of gedeeltelijk kan uitvoeren en data kunt analyseren dan wordt aan een groot aantal elementen van de cursus voldaan. Als je kiest voor de ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus dan verwachten we dat je ook daadwerkelijk zelf het onderzoek uitvoert en daar uitgebreid verslaglegging van doet.
Het is in beperkte mate toegestaan om secundaire (bijvoorbeeld reviews) en tertiaire literatuur (bijvoorbeeld rapporten en tekstboeken) te gebruiken als deze nodig zijn om je bevindingen te ondersteunen, of juist als basis dienen voor je scriptie. Echter, je literatuurscriptie dient voor het grootste gedeelte gebaseerd te zijn op primaire, peer-reviewed, literatuur. Dat wil zeggen, artikelen met onderzoekdata uit wetenschappelijk vakbladen. Reviews geven je wel snel een overzicht van het (aanpalend) vakgebied waarover je je scriptie schrijft/stage doet. Houd er altijd rekening mee dat hierin meestal de mening van de auteur(s) in opgesloten zit. Daarom moet je altijd terug naar de primaire literatuur.
Het is toegestaan om samen of in meertallen aan een praktisch stageonderwerp te werken. Dan zal het praktische deel dus (deels) gelijk kunnen zijn voor jullie allebei/allemaal, evenals het onderzoeksverslag. Echter, het moet expliciet duidelijk blijken uit de verslaglegging welk aandeel ieder van jullie heeft gehad in het verzette werk en in de verslaglegging. Als dat niet duidelijk genoeg is worden er geen studiepunten toegekend. We raden je daarom echt zeer sterk aan om een gedetailleerd logboek van de werkzaamheden per persoon bij te houden en als bijlage bij het stageverslag te voegen.
Het is uitdrukkelijk niet toegestaan om samen het theoretische literatuurdeel (de scriptie) te schrijven. Dit is echt een individuele opdracht. Zorg er dus voor dat de gekozen onderzoeksvraag voldoende verschilt van de vraag van je onderzoekpartner en overleg over (het verschil in) beide onderwerpen met je begeleider en examinator.
De deadlines voor het inleveren van je scriptieplan, stageplan (dat laatste alleen als je de ‘Onderzoeksstage PLUS’ cursus doet) en eindversie(s) van je literatuurscriptie en onderzoeksverslag zijn in principe hard. Op de vastgestelde datums (zie handleiding) moet je het eindproduct af hebben en digitaal (!) inleveren per email bij de cursuscoördinatoren (geldt voor scriptieplan en stageplan) en bij je begeleider (eindversie van je scriptie en onderzoeksverslag). De beoordeelde versie van je scriptie en onderzoeksverslag hoef je pas digitaal in te leveren bij de cursuscoördinatoren nadat de beoordeling gedaan is en als je ook het volledig ingevulde beoordelingsformulier en de rubric(s) hebt ontvangen van je begeleider/examinator. Over het algemeen zal je begeleider het beoordelingsformulier, de rubrics en je scriptie en evt. onderzoeksverslag opsturen naar de cursuscoördinatoren, maar het is ook toegestaan als je dat zelf doet, mits duidelijk ondertekend/geparafeerd door je begeleider (alleen een ingevulde naam voldoet dan niet!). Bespreek duidelijk met je begeleider wie, wanneer, de formulieren opstuurt, om misverstanden te voorkomen. Dit is met name belangrijk in de zomer, wanneer er deadlines zijn om af te studeren om tijdig een MSc programma te kunnen starten.
Haal je de inleverdata door omstandigheden niet, neem dan altijd contact op met je begeleider en de cursuscoördinatoren. Bij zwaarwegende redenen kunnen we dan bespreken wat er mogelijk is. Dat gezegd hebbende; in gemotiveerde gevallen is het vaak mogelijk je scriptie- en of stageverslag iets later in te leveren. Maar, dit kan alleen als je begeleider en cursuscoördinatoren daarmee akkoord zijn. We raden je zeer sterk af het (af)schrijven van je scriptie te combineren met het volgen van twee vakken in de volgende periode (anders dan ‘Onderzoeksstage PLUS’). De ervaring leert dat dit vrijwel altijd te veel is, met vaak grote uitloop tot gevolg.
De deadlines voor het inleveren van je scriptieplan (en stageplan indien van toepassing) is een harde deadline, anders is het einde oefening. De deadlines voor het facultatieve schrijfplan en het inleveren van een eerste versie bij je begeleider zijn flexibel en dien je af te stemmen met je begeleider (de cursuscoördinatoren hoeven deze niet te ontvangen). Spreek ook af met je begeleider wanneer jij feedback kan verwachten op de ingeleverde producten.
Dit is ter beoordeling van je begeleider. Als je dezelfde begeleider hebt en het scriptieplan was al in orde dan hoef je niet per se een nieuw plan te schrijven als je niet van onderwerp verandert. Graag dan wel even alsnog het scriptieplan voor de deadline via de email inleveren bij de cursuscoördinatoren, zodat onze administratie klopt!
Meer informatie hierover – en voorbeelden - vind je in de cursushandleiding die je kunt vinden onder het kopje 'Documents and forms' op deze website. Deze handleiding krijg je ook ruim voor aanvang van de cursus toegestuurd. Kort gezegd; in het scriptieplan zijn de contouren/raamwerk van je scriptie zichtbaar en is je onderwerp afgebakend inclusief de belangrijkste artikelen die de basis vormen van je literatuurstudie. Je scriptieplan bespreek je met je begeleider en lever je digitaal, per email in bij de cursuscoördinatoren (verplicht) voor de gestelde deadline. Over het algemeen is je scriptieplan 1 à 2 kantjes tekst. Een schrijfplan bevat een gedetailleerde indeling per scriptieonderdeel (hoofdstuk) en is als het ware de kapstok waaraan je inhoudelijke stukken tekst ophangt. Het schrijfplan bespreek je met je begeleider en hoef je niet in te leveren bij de cursuscoördinatoren. Vanuit de tekst van je schrijfplan kun je de scriptie verder uitwerken.
Voor de cursus ‘Afstudeerproject’ hoef je geen stageplan te schrijven. Voor de cursus ‘Onderzoeksstage PLUS’ is een stageplan wel verplicht. Net als je scriptieplan mag het stageplan ongeveer 2 kantjes tekst zijn. Je beschrijft in je stageplan in ieder geval de (deel)vragen van je stage, de hypothese(s), de methodiek (materialen en methoden), en je datamanagementplant (hoe verkrijg je data, hoe sla je data op, hoe houdt je data toegankelijk).
Globaal zijn de opbouw en inhoudelijke vereisten van alle scripties en/of onderzoeksverslagen gelijk. Maar, elk (deel)vakgebied heeft ook zijn eigen gewoontes. Daarnaast speelt ook de voorkeur van je begeleider een rol. Daarom raden we je aan om aan je begeleider te vragen of hij/zij je een voorbeeld kan geven. De cursuscoördinatoren verstrekken, onder meer vanwege de vertrouwelijkheid/privacy regels (AVG), nooit scripties aan derden (uitgezonderd o.a. curriculum visitatiecommissies en examencommissie). Wel worden de scripties bewaard in Osiris Zaak (zie hier meer informatie over het uploaden op Osiriz zaak).
Voor een uitgebreide beschrijving van de inhoudelijke eisen en richtlijnen, zie de cursushandleiding die je krijgt toegestuurd en die je kunt vinden onder het kopje 'Documents and forms' op deze website, de rubrics en de studiegids. Daarnaast speelt je begeleider een heel belangrijke rol in het vaststellen van de inhoudelijke eisen, omdat dit deels vakgebied-afhankelijk is.
Voor de scriptiecomponent diep je zelfstandig een specifiek onderwerp uit de biologie uit op basis van literatuuronderzoek. Hiervoor zoek je uit alle beschikbare literatuur relevante informatie die je op de juiste manier verwerkt tot een scriptie. Het eindresultaat hiervan, de scriptie, is niet alleen een beschrijvende samenvatting van de beschikbare feiten en ideeën ('een review'), maar bevat ook een eigen kritische beschouwing en synthese van de literatuur. Het verder ontwikkelen van je academische vaardigheden zoals het doen van een gedegen literatuuronderzoek, correct wetenschappelijk schrijven en presenteren, staat hierbij centraal. Het eindproduct van de cursus bestaat uit een leesbare, op literatuur gebaseerde, scriptie van ongeveer 20 – 25 pagina’s (6000-8000 woorden) in het Nederlands of Engels (het laatste met goedvinden van je begeleider).
Belangrijkste eis is dus dat er een op literatuur gebaseerde scriptie geschreven wordt, met een onderzoeksvraag die op literatuur gestoeld is. Als de resultaten uit je verplichte stagecomponent bij je scriptieonderwerp passen, dan mag je ook de resultaten van je onderzoek in je scriptie verwerken, mits je alleen de cursus ‘Afstudeerproject’ volgt (als je ook ‘Onderzoeksstage PLUS’ volgt dan is een apart onderzoeksverslag vereist!). De tekst hiervan komt dan boven op de tekst van de scriptie en moet duidelijk herkenbaar zijn als zelfstandig onderdeel. Dit is een harde eis. Het MOET expliciet duidelijk zijn welk deel van je scriptie je eigen onderzoek bevat, en dus onder de stagecomponent valt, en welk deel je literatuurscriptiecomponent is (voor beide krijg je aparte deelcijfers). We raden je sterk aan om een overzicht van de gedane werkzaamheden per dag (bijv. een labjournaal) als bijlage toe te voegen. We raden je ook aan om je eigen stageresultaten niet te verweven met de tekst van je literatuurscriptie, maar je stage in een apart hoofdstuk te beschrijven. Het is dus nadrukkelijk niet de bedoeling dat je literatuurscriptie ‘slechts’ een inleiding is op je onderzoek. Het moet op zichzelf staan.
Past je onderzoek niet bij het onderwerp van je scriptie? Lever dan een apart onderzoeksverslag in. Dat hoeft niet heel uitgebreid, maar uit de tekst (of het nu in de scriptie of als apart document ingeleverd wordt) moet in ieder geval wel duidelijk blijken wat je gedaan hebt tijdens je onderzoek. Ook in dit geval raden we je sterk aan om in de bijlage een overzicht op te nemen van de gedane werkzaamheden per dag, zodat het duidelijk is hoeveel werk je hebt verzet, ook in het geval dat je onverhoopt geen klinkende resultaten hebt geboekt.
Volg je ‘Onderzoeksstage PLUS’? Dan moet je dus sowieso een uitgebreid en apart onderzoeksverslag schrijven. Dit mag dan niet een onderdeel zijn van je scriptie. Daarnaast lever je een verplicht stageplan in waarin je aandacht besteedt aan de methodiek, datamanagement, data analyse en dataverwerking. In je eindverslag moet ook een zogenaamde ‘utilisatieparagraaf’ staan, waarin je ingaat op de relevantie en (maatschappelijke)implicaties van je onderzoek. Dat wil zeggen, hoe plaats je het onderzoek in een breder kader.
De verantwoording van je onderzoek, of het nu in je scriptie staat, of als apart onderzoeksverslag, uitgebreid labjournaal, veldwerknotities o.i.d. wordt ingeleverd, moet worden opgesteld volgens de algemeen geldende richtlijnen van een wetenschappelijk onderzoeksverslag. Dat houdt in dat er minimaal een (korte) inleiding, vraagstelling, hypothese, methode, resultaten en (korte) discussie en conclusie aanwezig zijn.
Je slaagt alleen voor de cursus ‘Afstudeerproject’ als je examinator zowel de literatuurcomponent, als de onderzoekscomponent met een voldoende waardeert.
De inhoudelijke eisen van het onderzoeksverslag van het ‘Afstudeerproject’ zijn minder strikt dan die van de literatuurscriptie omdat de onderwerpen enorm kunnen variëren tussen studenten en Biologie een erg breed vakgebied is. Je stageverslag van het ‘Afstudeerproject’ mag kort en bondig zijn. Een uitgebreid logboek/(lab)journaal waarin minimaal bovenstaande tot uiting komt is in principe voldoende.
De inhoud en vorm van je verslag is heel sterk afhankelijk van de gewoontes en richtlijnen van het specifieke onderzoeksveld waarbinnen je je stage doet. Belangrijk is dus dat je goed met je begeleider over de verwachtingen spreekt. Je beschrijft in ieder geval welk onderzoek je gedaan hebt, waarom en wat de resultaten zijn en hoe die te duiden in het kader van de bestaande wetenschappelijke literatuur. Kortom; het onderzoeksverslag moet worden opgesteld volgens de algemeen geldende richtlijnen van een wetenschappelijk onderzoeksverslag en bevat dus minstens: naam, naam en groep begeleiders, titel, Inleiding met onderzoeksvraag, deelvragen en hypotheses, materiaal en methode, resultaten, conclusie/discussie, referenties.
Voor ‘Onderzoeksstage PLUS’ moet je een uitgebreid onderzoeksverslag schrijven. Dit mag niet een onderdeel zijn van je scriptie (zoals wel mag als je enkel een beperkte stage doet als onderdeel van de cursus ‘Afstudeerproject’). Daarnaast lever je een verplicht stageplan in waarin je aandacht besteedt aan de methodiek, data analyse, data verwerking. In je eindverslag moet ook een zogenaamde ‘utilisatieparagraaf’ staan, waarin je ingaat op de relevantie en (maatschappelijke)implicaties van je onderzoek. Dat wil zeggen, hoe plaats je het onderzoek in een breder kader.
Dat mag zeker en kan ook heel leerzaam zijn in voorbereiding op bijvoorbeeld een masteropleiding of de beroepspraktijk. Maar, de bacheloropleiding Biologie is Nederlandstalig. Het schrijven van een scriptie is bedoeld als oefening in het schrijven van een wetenschappelijk betoog. Dat betekent dat als je niet voldoende taalvaardig bent in het Engels, taalaspecten het schrijven van een goede verhandeling in de weg zouden kunnen staan. Daarom kan je begeleider van je verlangen dat je in het Nederlands schrijft, ook als je al in het Engels begonnen bent.
Is je begeleider de Nederlandse taal niet machtig, dan ligt het in ieder geval voor de hand om je scriptie in het Engels te schrijven. In alle andere gevallen is het raadzaam om vooraf met je begeleider af te stemmen in welke taal je de scriptie gaat schrijven. Het is niet nodig om de cursuscoördinatoren te laten weten als je in het Engels schrijft.
Ja, het opnemen van bijlagen mag, maar met mate. Het is niet de bedoeling dat er grote bijlagen worden opgenomen in je scriptie. In de bijlage kun je bijvoorbeeld een transcript van een interview opnemen dat je hebt afgenomen of een tabel met onderzoeksresultaten die niet direct noodzakelijk is om de hoofdtekst te kunnen begrijpen. We raden je aan sowieso een overzicht van de gedane werkzaamheden (logboek of labjournaal) op te nemen als onderdeel van je stageverslag.
Ja, je scriptie moet grotendeels over wetenschappelijke vakliteratuur gaan binnen een afgebakend biologisch onderwerp. Dit op literatuur gebaseerde deel behoeft geen materialen- en methodensectie en het op papier zetten van je zoekstrategie is niet nodig (tenzij je begeleider anders verlangt, als je bijvoorbeeld een systematic review schrijft). Meestal heeft het literatuurdeel van de scriptie de vorm van een opinieartikel, met een abstract, inleiding en hoofdtekst waaronder een discussie met een eigen standpunt en een conclusie. Het eindresultaat is dus idealiter niet alleen een beschrijvende samenvatting van de beschikbare feiten en ideeën ('een review'), maar bevat ook een eigen kritische beschouwing en synthese van de literatuur. Het verder ontwikkelen van je academische vaardigheden zoals het doen van een gedegen literatuuronderzoek, correct wetenschappelijk schrijven en presenteren, staat hierbij centraal.
Kies je ervoor om een hoofdstuk op te nemen met onderzoeksresultaten uit je stagecomponent van het ‘Afstudeerproject’, dan moet je daar uiteraard wel een materialen en methode, resultaten en (korte) discussie- en conclusiesectie over schrijven. Zorg dat het duidelijk is wat je gedaan hebt tijdens je onderzoek (voeg bij voorkeur een logboek/labjournaal) toe aan de bijlagen, maar de nadruk dient qua geschreven tekst op het literatuuronderzoek te liggen. De scriptie dient dus niet als inleiding op het stageverslag, maar staat echt op zichzelf.
Op zich is dat niet verplicht, maar we raden het je wel zeer sterk aan. Het is niet ingewikkeld om te gebruiken. Referentiesoftware is bijzonder handig bij het ordenen van je literatuur en het opmaken van een referentielijst. Ook het terugzoeken van al gelezen literatuur wordt gemakkelijker. Elke minuut die je besteedt aan het leren gebruiken van dit soort software verdien je dubbel en dwars terug. Waar je bij een verslag in een reguliere cursus misschien nog wel wegkwam met literatuur met de hand invoegen, zul je merken dat de hoeveelheid literatuur die je voor je scriptie zult gebruiken al gauw teveel is om op die handmatig te managen. De Universiteitsbibliotheek heeft een handige site ingericht over data en literatuur verwerken met veel praktische informatie en tips. Ook kun je daar handige libguides vinden over dit onderwerp.
In de biologie is het APA format veel gebruikt voor o.a. literatuur uit wetenschappelijke vaktijdschriften: [auteur(s)] [jaar] [titel] [tijdschrift] [volume] [pagina’s]. Hierop bestaan variaties. In sommige tijdschriften is het bijvoorbeeld gebruikelijk om bij meer dan een x aantal (dat kan 5 of 3 zijn bijvoorbeeld) auteurs in de referentielijst et al., op te nemen en andere tijdschriften schrijven de namen van alle auteurs uit. Voor refereren naar boeken, interviews rapporten e.d. bestaan vele (verschillende) formats. Sleutelwoorden voor de referentielijst van je scriptie zijn; consequent en compleet! Kies een vorm in overleg met je begeleider en pas die consequent toe, daar gaat het vooral om. In de lopende tekst mag je werken met naam met jaartal (met ‘et al.’ als het om meerdere auteurs gaat; Jansen et al., 2022) of nummers die naar de referenties verwijzen. In het eerste geval is de volgorde van je referentielijst alfabetisch, in het tweede geval op basis van (eerste) vermelding. Meerdere referentie bij elkaar in de tekst worden gescheiden door een puntkomma ( ; ) en zijn in alfabetische of oplopende volgorde.
Je mag van je begeleider verwachten dat hij/zij in ieder geval je scriptieplan, stageplan (dat laatste alleen als je ‘Onderzoeksstage PLUS volgt), een draftversie van je literatuurscriptie en stageverslag en eventueel je schrijfplan bekijkt en uitgebreid van commentaar voorziet. Spreek tijdig af wanneer jij je begeleider de stukken opstuurt, zodat je begeleider voldoende tijd heeft om deze te lezen en van commentaar te voorzien. Op basis van deze commentaren kun jij je schrijfsels verbeteren en aanpassen. Je levert dan een eindversie in bij je begeleider en onafhankelijke 2e beoordelaar/examinator en deze wordt door beiden beoordeeld. Voordat je de eindversie(s) inlevert bij de cursuscoördinatoren mag je vervolgens nog typo’s en spelfouten etc. corrigeren, maar het is uitdrukkelijk niet meer toegestaan om dan nog grote veranderingen door te voeren.
De cursuscoördinatoren voorzien de begeleiders zo goed mogelijk van informatie. Een aantal weken voor aanvang van de cursus krijg je een uitnodiging om een korte online enquête in te vullen. Je wordt onder andere gevraagd informatie over je begeleider te geven. Als je de enquête op tijd invult mag je ervan uitgaan dat je begeleiders informatie krijgen van de cursuscoördinatoren. Zo niet, dan weten de cursuscoördinatoren niet wie je begeleiders zijn en kan er ruis op de (begeleiding)lijn komen. Het is jouw eigen verantwoordelijkheid dat de juiste informatie bekend is bij (al) je begeleiders. Zorg dus dat je goed op de hoogte bent en vraag na of je begeleider inderdaad ook de informatie heeft ontvangen! Je kunt je begeleiders natuurlijk altijd naar deze website verwijzen. Hier staan ook alle documenten die nodig zijn voor de beoordeling van je scriptie en onderzoeksverslag. Heb je nog geen begeleider op het moment dat de enquête sluit? Geen paniek, we horen dan graag z.s.m. per email (scriptie.bio@uu.nl) alsnog van je wie je begeleider zal zijn en sturen dan de informatie alsnog door. Maar, hoe vroeger hoe beter.
Bezoek de website van het UU SkillsLab Writing Center eens. Hier kun je gratis schrijfcoaching krijgen van een getrainde student (peer tutor). Loop je ergens op vast, bespreek dan ook de knelpunten met je begeleider.