Richtlijnen ChatGPT Rechtsgeleerdheid

Inmiddels is algemeen bekend dat ChatGPT in staat is accurate teksten te genereren op basis van een vraag (‘prompt’). Naast ChatGPT zijn er andere vergelijkbare AI-tools zoals Bard (van Google). Momen­teel zijn wij universiteitbreed aan het inventariseren wat de mogelijkheden en risico’s zijn.

Het volgende is al duidelijk: als je als student ChatGPT (of een vergelijkbare tool) inzet om teksten te genereren en die vervolgens presenteert als eigen werk ten behoeve van een toets (daaronder valt ook een afstudeerwerk of een scriptie), dan wordt dat als fraude aange­merkt. Dergelijk gebruik van ChatGPT is dus niet toegestaan. Het is immers belangrijk dat je zelf in staat bent kennis te verwerken en daarvan verslag te doen in een overtuigende tekst (essay, pleitnota, onderzoeksverslag, etc.) en dat je daar ook verantwoording over kunt afleggen. Lees dan ook de onderstaande twee uitgangspunten.

De komende tijd willen we (met jullie) nagaan wat wel (toelaatbare) mogelijkheden zijn en hoe het programma ingezet zou kunnen worden ten behoeve van het onderwijs en het studeren. Dat doen we universiteitbreed. Mocht je daarover zelf ideeën en ervaringen hebben, dan kan je dit aan ons laten weten door een mail te sturen naar: onderwijsdirecteur.rechten@uu.nl.   

Richtlijn:

  1. Het gebruik van AI-tools (zoals ChatGPT, Bard en dergelijke tools) wordt als fraude aangemerkt indien een student daarmee teksten genereert en deze presenteert als eigen werk ten behoeve van een summatieve of formatieve toets zoals een essay, afstudeerwerk of scriptie (of onderdelen daarvan), cf. art. 5.15 lid 1 OER-BA / art. 5.16 lid OER-MA.
  2. De verplichting om actief en voorbereid aanwezig te zijn bij het onderwijs (art. 4.5 OER-BA/4.3 OER-MA) wordt geacht niet te zijn nagekomen indien een student ter voorbereiding enkel (of in overwegende mate) gebruik heeft gemaakt van een AI-tool zoals ChatGPT (of een soortelijke tool) en de voorbereidingen presenteert als eigen werk. Bij een vermoeden dat een student er structureel gebruik van maakt heeft de docent de bevoegdheid de student uit te sluiten van verdere deel­name van het onderwijs cf. art. 4.5 lid 3 OER-BA (art. 4.3 lid 3 OER-MA). In incidentele gevallen kan de docent de student als ‘niet-aanwezig’ registreren.