Thema's en voorbeelden Taal en communicatie
Eindwerkstukcoördinator taal en communicatie: dr. Hanny den Ouden (h.denouden@uu.nl)
Docenten
Als onderzoeker richt ik me op de toepassing en evaluatie van taaltechnologie om verschillende media toegankelijker te maken. Voorbeelden zijn het bepalen van de leesbaarheid van een tekst, het herkennen van de minderheidsstandpunten in online discussies en het verbeteren van de communicatie door een chatbot in de dienstensector. Ik heb een brede interesse in taal en communicatie, en ervaring met de begeleiding van verschillende typen onderzoek. Als je bij mij je eindwerkstuk gaat schrijven zijn er verschillende lopende projecten waar je op kan aansluiten, bijvoorbeeld gericht op tekstanalyse of een lezerstudie, maar ik sta ook open voor eigen ideeën van de student op het gebied van taal en communicatie.
Mijn naam is Stef Spronck en ik ben docent Taal en communicatie. Mijn onderzoek gaat over hoe cultuur en sociale verhoudingen taal beïnvloeden en ik ben vooral geïnteresseerd in hoe taal wordt gebruikt om verschillende perspectieven weer te geven. Daarbij kijk ik naar grammatica, discourse en variatie in taalgebruik op basis van spontane conversatie, teksten en corpora. Ik ben opgeleid als taaltypoloog, dus ik hou er ook van om talen onderling te vergelijken en ik heb lang gewerkt in Aboriginal Australë. Daar ben ik zeer geïnteresseerd geraakt in bedreigde talen en dialecten, meertaligheid en interculturele communicatie. Als je overweegt een eindwerkstuk te schrijven dat aansluit bij een van deze onderwerpen mag je me altijd mailen. Maar dat mag ook zeker als je een ander onderzoeksidee hebt op het terrein van taal en communicatie.
Thema's
- Het effect van creatief schrijven op schrijfplezier
- Tekstbegrip van geschreven en gesproken teksten
- Het effect van voegwoorden op het tekstbegrip: zijn er verschillen tussen talen?
- De invloed van gebaren op het begrip van de luisteraar
- Het gebruik van metaforen in speeches
- Framing in vaccin-communicatie
- Feedback geven op schrijfproducten
- Interruptiegedrag in talkshows
- Relatie tussen kennis en tekstkwaliteit
- Ontwikkeling van schrijfvaardigheid
- De spreekstijl van chatbots
- Beleefdheid in webcare
- Jongerentaal in overheidscommunicatie
- Gezondheidsgeletterdheid van mannen versus vrouwen
Voorbeelden van titels
- Humor en webcare, een goede strategie? Effecten van humor in webcarereacties van bedrijven op klachten van consumenten
- Van ‘ZeurPiet’ tot ‘Jenny d’Arc’. Een kwalitatief onderzoek naar het gebruik van frames in de pietendiscussie door traditionele geschreven media na de ‘Slag om Dokkum’
- Je bent een bad bitch. Een experimenteel onderzoek onder jongvolwassenen naar Nederhopsongteksten
- Zo gezegd, zo geschreven. Dialogische en inhoudelijke peergesprekken over teksten door een dialogische schrijfinterventie
- Het effect van paarsgewijze vergelijkingen op de peerfeedback in het schrijfonderwijs
- De aanspreekwijze(n) in een nationale toespraak van de koning en het effect daarvan op de emotie en intentie van het publiek
- ‘Het spijt me dat we je teleurgesteld hebben’. Over het effect van excuses voor de oorzaken en de gevolgen van een klacht op de reputatie van een organisatie
- Proat Nederlaands mè maai! De verwerking van het Oosterhoutse dialect in teksten door Oosterhouters en Utrechters
- Overheidstaal voor iedereen. Een onderzoek naar de begrijpelijkheid van overheidsteksten
- Hiërarchie of nie? Een vergelijkende methode-analyse aan de hand van de hiërarchie van taxonomie van Bloom
- De complexiteit van een goed kinderboek. Over de lexicale complexiteit en de waardering van prijswinnende kinderboeken
- Verengelsing in De Telegraaf: een zegen of een vloek? Een onderzoek naar de houding onder studenten tegenover lexicale verengelsing in de media
Voorbeelden van samenvattingen
De schrijfvaardigheid van basisschoolleerlingen is volgens de Inspectie van het Onderwijs niet voldoende en moet verbeterd worden. Eerder onderzoek bij studenten heeft aangetoond dat het verbeteren van gespreksvaardigheden een positief effect heeft op schrijfvaardigheid, maar het is niet bekend hoe de dialogische gespreksvaardigheden tussen basisschoolleerlingen verbeterd kunnen worden en of dit effect heeft op hun schrijfvaardigheid. Dit eindwerkstuk richt zich op de interventie Dialogisch Schrijven, waarbij basisschoolleerlingen leren dialogische feedbackgesprekken over elkaars teksten te voeren met het doel hun schrijfvaardigheid te verbeteren. In dit onderzoek wordt het effect van de interventie op de kwaliteit van de gesprekken geanalyseerd aan de hand van dialogische gesprekskenmerken en de inhoud van de feedback die wordt gegeven. De resultaten lijken aan te tonen dat de interventie tot meer dialogische gesprekskenmerken en inhoudelijke feedback leidt. Gebaseerd op dit onderzoek kan het schrijfonderwijs op basisscholen verbeterd worden om leerlingen te helpen inhoudelijkere peerfeedbackgesprekken te voeren door ze voorbeeldvragen te geven. Docenten kunnen beter een monitorende dan inhoudelijke rol hebben bij peerfeedbackgesprekken, omdat het gesprek tussen de leerlingen dan dialogischer wordt.
Peerfeedback is een bruikbare vorm van feedback, waardoor de schrijfvaardigheid van leerlingen kan verbeteren. Hierdoor kan leerwinst optreden door zowel het geven als het krijgen van feedback. Om een schrijfopdracht naar een hoger niveau te tillen is het van belang dat er naast lagere-orde-feedback ook voldoende hogere-orde-feedback gegeven wordt. In dit onderzoek is bij twee havo/vwo-brugklassen een vergelijkend onderzoek gedaan. Na een algemene instructie over peerfeedback door de leraar werkte één groep met paarsgewijze vergelijkingen van voorbeeldteksten voorafgaand aan het geven van peerfeedback. De andere groep mocht, na een voorbeeldtekst, direct aan de slag met het geven van peerfeedback. Vervolgens is in beide groepen beoordeeld hoeveel hogere-orde-feedback in vergelijking met lagere-orde-feedback is gegeven. Ook is gekeken naar het effect hiervan op het eindresultaat in de vorm van het door de leraar gegeven eindcijfer. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat door vooraf te oefenen met paarsgewijze vergelijkingen op voorbeeldteksten, er tijdens de peerfeedback significant meer peerfeedback, zowel hogere-orde-feedback als lagere-orde-feedback, gegeven wordt door leerlingen. In dit onderzoek kon geen significant verschil aangetoond worden in het uiteindelijke eindcijfer.
Veel bedrijven maken tegenwoordig gebruik van sociale media om contact te leggen en contact te onderhouden met hun klanten. Het online contact leggen van bedrijven met consumenten wordt ook wel webcare genoemd. Bij het contact leggen met klanten maken bedrijven gebruik van een conversational human voice. Dit is een natuurlijke en engagerende communicatiestijl richting het publiek. Een onderdeel hiervan is het gebruik van humor. Onderzoek uit het verleden heeft aangetoond dat dit gebruik van humor in webcare niet altijd positieve effecten heeft. Zo kan het een effect hebben op het imago van het bedrijf of de gedragsintenties van de klant.
In dit onderzoek zijn de gevolgen van het gebruik van humor in webcare onderzocht. Het onderzoek is toegespitst op het gebruik van humor bij een negatief klantencontact, namelijk een klacht van de consument. Dit onderzoek is gericht op de supermarktenbranche, een branche die op grote schaal gebruik maakt van webcare via sociale media. De aard van de klacht van de consument is bij dit onderzoek in acht genomen. Dit is gedaan omdat de waardering van de reactie kan verschillen bij ernstige klachten en niet ernstige klachten. In het onderzoek hebben 102 respondenten reacties van supermarkten, met of zonder humor, op ernstige en niet ernstige klachten van consumenten beoordeeld. Dit gebeurde via een online vragenlijst.
Het gebruik van humor in reacties op klachten van klanten heeft een negatief effect op de waargenomen gepastheid van de reactie en de mate waarin het bedrijf in de perceptie van de proefpersonen waarde hecht aan de relatie tussen klant en het bedrijf. Deze twee effecten zijn groter bij ernstige klachten dan bij niet ernstige klachten. Humor blijkt geen effect te hebben op de aantrekkelijkheid van de tekst, de deskundigheid en reputatie van het bedrijf en gedragsintenties van de consument. Deze bevindingen kunnen bedrijven helpen om hun strategie ten opzichte van humor en webcare te verbeteren. Wanneer bedrijven bekend zijn met de negatieve effecten van het gebruik van humor bij het reageren op klachten van klanten, kunnen zij zorgvuldiger omgaan met het gebruik van humor in hun webcare. Ook kunnen bedrijven letten op het feit dat humorvolle reacties op ernstige klachten nog minder gewaardeerd worden dan humorvolle reacties op niet ernstige klachten. Door de resultaten van het onderzoek wordt het bedrijven afgeraden om gebruik te maken van humor bij het reageren op klachten van klanten.
De koning heeft in 2020 tijdens de coronacrisis driemaal een nationale toespraak gehouden, dit is opmerkelijk vaak in een korte periode aangezien de laatste nationale toespraak door de koning in 2014 plaatsvond. In een nationale toespraak kiest de koning voor een directe of indirecte aanspreekwijze van het publiek, hierdoor kan de betrokkenheid van het publiek worden vergroot en kan er een gedragseffect ontstaan. De onderzoeksvraag die wordt aangehouden is: In hoeverre beïnvloedt de directe vorm van aanspreken van de doelgroep in een koninklijke toespraak tijdens de coronacrisis de gedragsintentie en emoties van de lezer in vergelijking tot een indirecte vorm van aanspreken in een koninklijke toespraak tijdens de coronacrisis?
Volgens Fishbein en Yzer (2003) kan de gedragsintentie worden verklaard en voorspeld. Attitude, de vorming van eigen evaluatie van gedrag, is mede bepalend voor de gedragsintentie. Transportation geeft het gevoel dat je wordt meegevoerd in een verhaalwereld. Emotie is de affectieve reactie die ontstaat uit transportation. Deze vier bovengenoemde variabelen zijn gemeten in een enquête, geanalyseerd met een mediatie-analyse. Er is een enquête uitgezet om te meten of de gemanipuleerde betrokkenheid (directe of indirecte aanspreekvorm) een effect heeft op de gedragsintentie van de respondenten.
De resultaten van de enquête lieten zien dat er geen effect is van de gemanipuleerde aanspreekwijzen op de intentie. Er is zowel een direct als indirect effect van transportation op de intentie, maar dit effect ontstaat niet via de aanspreekwijzen. In verder onderzoek kan worden gekeken naar de vier onderzochte variabelen in andere mediatie-modellen. De informatie van dit onderzoek is belangrijk, omdat er op deze manier meer inzicht is in hoe een koning de lezer meer kan betrekken tot de boodschap van de toespraak. Daardoor kan er een positieve gedragsintentie bij de lezer(s) ontstaan, wat een effect kan hebben op de maatschappij in crisissituaties.
Veel organisaties bevingen zich op sociale mediakanalen als Facebook. Deze kanalen zijn meer dan een gratis reclamekanaal voor het bedrijf: klanten kunnen op deze kanalen reviews en berichten achterlaten. Als klanten negatieve berichten en klachten (eWOM) achterlaten, kunnen andere klanten meelezen. De reactie van een organisatie (webcare) is van groot belang, juist omdat iedereen mee kan lezen. In dit onderzoek beoordeelden respondenten Facebook-conversaties met klachten van klanten over een organisatie en de reactie hierop van de organisatie. In deze conversaties werd de excuses gemanipuleerd, de organisatie 1) bood geen excuses aan, 2) bood excuses aan voor de oorzaken, 3) bood excuses aan voor de gevolgen, 4) bood excuses aan voor de oorzaken en voor de gevolgen. Vervolgens beantwoordde de respondent vragen om de constructen: organisationele reputatie, toegeschreven crisisverantwoordelijkheid en waargenomen Conversational Human Voice (CHV) te meten. Er is een hoofdeffect van excuses voor de oorzaken gevonden in effect op de reputatie. Bij het effect op CHV was er een hoofdeffect van excuses: onafhankelijk of dit voor de oorzaken of de gevolgen is. In alle gevallen vonden de respondenten de bedrijven verantwoordelijk voor de ontstane crisis. Vervolgens is gekeken of het effect op reputatie samenhangt met het effect op CHV: toen CHV werd weggelaten in de analyse, bleek het effect van reputatie niet meer significant. Het effect van excuses op reputatie wordt dus gemedieerd door CHV. Voor het type problemen waar dit onderzoek zich op focust geldt: aanbieden van excuses voor de oorzaken heeft positief effect op reputatie en is dus aan te raden. Bij andere typen problemen kan dit anders zijn. In dit onderzoek werden fictieve bedrijven gebruikt, bij bestaande bedrijven zijn er meerdere aspecten van invloed op de reputatie.
Dialecten blijken steeds meer verloren te gaan, komt uit het interview van Margje Fikse met Jos Swanenberg op 21 februari 2020. Het artikel van Visser (2020) doet een oproep om het dialect met je kinderen te blijven spreken, zodat het blijft bestaan. In het huidige onderzoek is de focus gelegd op het lezen van dialecten. Onderzocht is hoe de verwerking van het Oosterhoutse dialect zich verhoudt tot de verwerking van het Standaardnederlands in teksten.
In dit onderzoek is een experiment uitgevoerd met het experimenteerprogramma Zep. Het experiment bestond uit het lezen van vier teksten, waarvan twee teksten in een Standaardnederlandse versie en twee teksten waarin het Oosterhoutse dialect is verwerkt op het beeldscherm verschenen. Van de gemanipuleerde woorden en woordgroepen zijn leestijden in milliseconden bijgehouden. Het experiment is afgenomen bij 37 Oosterhouters. De Utrechtse controlegroep ontbreekt door de uitbraak van het coronavirus. Ondanks deze afwezigheid zijn er veel data verzameld van de groep Oosterhouters met behulp van een vragenlijst. Het al dan niet hebben van status, het geslacht, een leeftijdsverschil, een positieve of negatieve dialectattitude en het gebruiken van dialect in het dagelijks leven is bevraagd. Onderzocht is of dit invloed had op de leestijden van de dialect- of standaardwoorden of op de leestijden van de woorden direct volgend op de dialect- of standaardwoorden. Dit bleek niet zo te zijn. Wel bleek het enthousiaste reacties op te roepen, waardoor het Oosterhoutse dialect op een andere manier verwerkt wordt dan het Standaardnederlands.
Het vraagstuk van dit onderzoek is of webteksten van de Rijksoverheid begrijpelijker worden na aanpassingen aan de hand van taalbeheersingsonderzoek. De overheid stelt dat alle webteksten op B1-niveau geschreven zijn met eenvoudige woorden en korte zinnen, maar uit vooronderzoek is gebleken dat niet elke tekst daaraan voldoet. Echter, zinslengte bepaalt niet zozeer de moeilijkheid van een zin, maar de zinsstructuur (Pander Maat, 2017). Daarnaast zijn lezers gebaat bij een expliciete zinsstructuur aan de hand van connectieven (Dooren et al., 2012) en is de hoeveelheid voorkennis van de lezer ook bepalend voor de begrijpelijkheid van een tekst (Masson & Waldron, 1994). Deze bevindingen zijn toegepast in de manipulaties van twee webteksten van de Rijksoverheid. Eén tekst is aangepast op het gebied van zinsstructuur door toevoeging van connectieven, het versimpelen van de structuur en het verkorten van de afhankelijkheidslengte. Een andere tekst is aangepast op het gebied van B1-niveau door moeilijke woorden te vervangen of uit te leggen. Respondenten lazen ieder ofwel de originele versie ofwel de aangepaste versie van de twee teksten en beantwoordden in Qualtrics vragen over de teksten om het begrip, de ‘Feeling of Knowing’ en de waardering te meten. De hypothese dat de aangepaste teksten op deze vlakken hoger zou scoren dan de originele teksten werd niet ondersteund door de resultaten, die door middel van een variantieanalyse met elkaar zijn vergeleken. De manipulaties hebben niet geleid tot een hogere mate van begrijpelijkheid of waardering van de teksten. Nader onderzoek met bijvoorbeeld behulp van eye-tracking zou meer inzicht kunnen geven in de struikelpunten in de teksten en oplossingen daarvoor.
De taxonomie van Bloom is een onderwijsmodel dat kan helpen bij het ontwikkelen van opdrachten. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het effectief is om dit model te gebruiken in de vorm van een hiërarchie. In dit onderzoek wordt gekeken of taalmethodes zich ook aan deze hiërarchie houden. Ook zijn er onderzoekers die beweren dat woordenschat het best getoetst kan worden op het laagste niveau van Blooms taxonomie, Remember. Om dit te onderzoeken wordt er gekeken of er in de woordenschatlessen ook opdrachten met hogere orde denkvaardigheden voorkomen, of dat er alleen sprake is van opdrachten uit het laagste niveau.
In dit onderzoek zijn drie verschillende taalmethodes voor de basisschool geanalyseerd: Taaljournaal, Taal op maat en Taal actief. Als eerste zijn de opdrachten van de eerste en laatste woordenschatles en de eerste en laatste taalverkenningsles gecategoriseerd in de zes niveaus van de taxonomie van Bloom. Vervolgens is met behulp van het programma R getoetst of er in de eerste of laatste les van ieder hoofdstuk meer opdrachten uit de hoogste drie niveaus uit de taxonomie voorkomen en of de methode of het type les hier invloed op had. Uit de resultaten bleek dat er alleen bij de methode Taal op maat sprake is van een hiërarchische opbouw volgens Blooms taxonomie. Tevens komen er in woordenschatlessen in zowel de eerste en laatste les van ieder hoofdstuk, behalve in de laatste woordenschatlessen van Taal actief, opdrachten voor uit de hoogste drie niveaus van de taxonomie.
Het Nederlandse kinderboekenlandschap kent verschillende prijzen voor auteurs en hun werk. Twee van de meest bekende prijzen zijn de Gouden Griffel, die elk jaar door een volwassen vakjury wordt uitgereikt, en de Prijs van de Nederlandse Kinderjury, waarvoor gestemd wordt door kinderen. De winnaars van de prijzen komen nooit overeen, waar uit op te maken valt dat kinderen een ander soort boeken kiezen dan volwassenen. In dit onderzoek staan de verschillen tussen de boeken met de twee bekroningen centraal. Specifiek wordt onderzocht in hoeverre de boeken verschillen wat betreft lexicale complexiteit en hoe de doelgroep de tekst in de boeken waardeert. Uit een analyse met de software T-Scan blijkt dat de woordcomplexiteit van Griffel- en Kinderjurywinnaars niet significant van elkaar verschilt. Om te bepalen in hoeverre de doelgroep wel verschillen ervaart tussen de twee soorten prijswinnaars, is een enquête afgenomen onder kinderen van 9-12 jaar oud. Daaruit komt naar voren dat de kinderen de Griffelboeken makkelijker vinden, maar dat de bekroning niet uitmaakt voor de mate waarin de boeken leuk gevonden worden. De resultaten van dit onderzoek nuanceren het belang van de invloed van de complexiteit van kinderboeken op de waardering ervan. Vervolgonderzoek zou het verband tussen complexiteit en waardering verder in kaart kunnen brengen. Daarnaast kan onderzocht worden waar het verschil tussen de beste boeken volgens kinderen en die volgens volwassenen dan wel in schuilt.
Steeds vaker bevatten kranten Engels woordgebruik binnen hun artikelen. Daarnaast krijgen studenten aan een universiteit de laatste jaren steeds vaker onderwijs in het Engels. In deze scriptie is daarom onderzocht hoe studenten de lexicale verengelsing binnen kranten ervaren. Als materiaal zijn vier wedstrijdverslagen van AFC Ajax gebruikt die in De Telegraaf zijn verschenen. Elk verslag kende twee versies: een met een paar Engelse woorden en een compleet Nederlandse versie. Elk proefpersoon kreeg twee Engelse versies en twee Nederlandse versies te zien en moest aangeven per versie wat hij of zij vond van de woordkeuze, professionaliteit en wat zijn of haar eindbeoordeling van de tekst zou zijn. De resultaten toonden aan dat de verengelste teksten gemiddeld op elk aspect significant lager scoorden dan de Nederlandse teksten. Hieruit is te concluderen dat studenten de lexicale verengelsing binnen een krantenartikel ervaren als iets negatiefs. Wel moet vermeld worden dat het onderwerp van de teksten erg specifiek was en dat de teksten alle ingekort waren. Een idee voor vervolgonderzoek is om een algemener onderwerp uit te kiezen en de teksten niet in te korten. Desalniettemin is het veelzeggend dat studenten, die vaak in aanraking komen met de Engelse taal, een tekst met Engelse woorden als minder fijn ervaren dan een compleet Nederlandse tekst. Het is daarom kranten aan te raden om Engelse woorden waar mogelijk te vertalen.