Tips per tekstvorm
Aanvullend op de algemene schrijftips en de onderzoekscyclus in wetenschappelijke teksten, vind je hieronder een specifieke handleiding per tekstvorm.
- Verslag van een theoretisch onderzoek/literatuurstudie/review
- Verslag van een praktisch onderzoek/practicum- of stageverslag/wetenschappelijk artikel
- Labjournaal
- Onderzoeksvoorstel
- Essay
- Patiënten- of voorlichtingsfolder
- Populair-wetenschappelijk artikel
- Poster
Verslag van theoretisch onderzoek
Theoretisch onderzoek is gebaseerd op literatuuronderzoek. In de opleiding wordt er onderscheid gemaakt tussen een literatuurstudie (inclusief scriptie) en een review.
Literatuurstudie
Een literatuurstudie is een bespreking van meerdere artikelen, waarbij een onderzoeksvraag centraal staat. De gebruikte literatuur in een literatuurstudie dient aan te sluiten bij de onderzoeksvraag. Het combineren van verschillende onderzoeksartikelen kan leiden tot nieuwe inzichten en theorieën om de onderzoeksvraag te beantwoorden.
Review
In een review is er geen concrete onderzoeksvraag (de onderzoeksvraag luidt dan bijvoorbeeld: wat is er bekend over onderwerp X?), want hier geef je een overzicht van alle informatie over een bepaald onderwerp. De (relevantie van de) literatuur wordt in dit geval geselecteerd naar eigen inzicht van de schrijver. Ook hier kan het combineren van verschillende onderzoeksartikelen leiden tot nieuwe inzichten en theorieën, maar deze hypothesen worden in principe opengelaten en moeten later met behulp van theoretisch of praktisch vervolgonderzoek worden bevestigd of ontkracht.
Afbakenen onderwerp
Een literatuurstudie of review schrijf je, net als bij een wetenschappelijk artikel, om collega’s (over de hele wereld) te informeren over jouw onderzoek en de daarbij horende interpretaties en conclusies. Het schrijven hiervan is een goede oefening om de literatuur te leren kennen over een specifiek onderwerp. Beide zijn zakelijk, kort en bondig (waar mogelijk). Het afbakenen van je onderwerp is daarom van groot belang.
Een theoretisch verslag kan kort of lang (dit is niet hetzelfde als langdradig) zijn, waarbij een scriptie een zeer uitgebreid verslag is. De tekst van een theoretisch verslag kan niet op dezelfde manier worden ingedeeld als die van een practicumverslag. De enige onderdelen die blijven terugkomen zijn een inleiding en een discussie (al hoeven die niet meer zo genoemd te worden), en een literatuurlijst. Tussen de inleiding en de discussie bevindt zich het middendeel, waarin de verschillende deelvragen of onderwerpen worden behandeld. De gebruikelijke indeling is als volgt:
Literatuurstudie | Scriptie | Review |
Titel(pagina) | Titelpagina | Titel |
Voorwoord | ||
Inhoudsopgave | ||
Samenvatting | Samenvatting | Abstract |
Inleiding | Inleiding | Inleiding |
Middendeel | Middendeel | Middendeel |
Discussie & conclusie | Discussie & conclusie | Discussie & conclusie |
Literatuurlijst | Literatuurlijst | Literatuurlijst |
De structuur van de inleiding, het middendeel en de discussie en de conclusie kent een zandloperstructuur, te bekijken in deze afbeelding. Deze structuur helpt je om de elementen in je tekst op een logische volgorde te benoemen.
1. Titel(pagina)
Een goede titel van een literatuurstudie is compact en duidelijk. De beste titel is de kortst mogelijke zin die je kunt bedenken die de inhoud van het verslag dekt. Op het titelblad van een verslag noteer je puntsgewijs:
- je voor- en achternaam;
- de voor- en achternamen van je begeleiders;
- de projectgroep, vakgroep en instelling (universiteit of bedrijf) waar je het onderzoek hebt uitgevoerd
- de datum waarop je het verslag inlevert.
Een review kent geen titelblad, maar uiteraard wel een pakkende titel, welke ook de lading van het artikel moet dekken en de lezer stimuleert het artikel te willen lezen. Ook de namen en werkgevers van alle auteurs worden gemeld.
2. Voorwoord
Hier vertel je waar (projectgroep, vakgroep, instelling) en wanneer je de scriptie hebt geschreven en kun je de begeleiders bedanken voor hun hulp.
3. Inhoudsopgave
Zorg voor een duidelijke en gestructureerde inhoudsopgave van je verslag zodat de lezer snel zijn weg kan vinden. Digitaal zijn de onderdelen van de inhoudsopgave aanklikbaar.
4. Samenvatting/abstract
Een samenvatting is een op zichzelf staand stuk tekst waarin het hele verslag kort weergeven is. Een goede samenvatting nodigt uit tot het lezen van je verslag en geeft de lezer direct een goede indruk van je belangrijkste bevindingen. Een samenvatting kent ook de zogenaamde IMRD-achtige structuur, meestal verdeeld over drie paragrafen: inleiding, bevindingen uit het middendeel en conclusie. In een wetenschappelijk (review)artikel noemen we deze samenvatting een abstract.
5. Inleiding
Iedere inleiding begint vanuit een brede context en een maatschappelijke relevantie. Om de brede context uit te leggen is het belangrijk ook definities en concepten uit te leggen die nodig zijn om de inhoud van een verslag te begrijpen. Vanuit eerdere bevindingen wordt de wetenschappelijke relevantie en een probleem beschreven welke leiden tot de centrale onderzoeksvraag (zie figuur 4 hierboven). De centrale onderzoeksvraag vormt de rode draad voor de rest van het verslag. Zonder een duidelijke vraagstelling is het moeilijk om tot een eindconclusie te komen. De onderzoeksvraag kan geformuleerd worden als een echte vraag, maar gebruikelijker is het om deze in een lopende zin te verwerken. De centrale vraag wordt geformuleerd in de tegenwoordige tijd.
Na de formulering van je onderzoeksvraag is er ruimte om je hypothesen te onderbouwen. De inleiding eindigt met een inhoudelijk overzicht van de opbouw van het middendeel van het verslag zodat de lezer een beeld krijgt hoe het verslag er verder uit zal zien. Er wordt aangegeven hoe de vraagstelling beantwoord wordt. Dit laatste onderdeel is inhoudelijk. Het is dus niet de bedoeling dat je aangeeft dat er na het middendeel ook nog een conclusie en discussie komt.
6. Middendeel
In een sterke literatuurstudie/review worden niet alleen andermans evaluaties genoemd, maar worden deze onderzoeksresultaten ook kritisch geëvalueerd door jouzelf. Om de tekst van een scriptie leesbaar te houden moet deze wel worden gestructureerd. Bij korte scripties kan de tekst worden ingedeeld in alinea’s. Langere scripties kunnen eerst worden onderverdeeld in paragrafen die op hun beurt weer worden verdeeld in alinea’s. De indeling van de scriptie moet in grote lijnen de logica van het verhaal volgen. Er zijn, afhankelijk van het onderwerp en de vraagstelling, allerlei indelingsprincipes mogelijk. Hierbij geldt dat de eenvoudigste indeling meestal de meest overzichtelijke is:
- Thematische indeling (zie hieronder)
- Indeling van algemeen naar detail (of omgekeerd): bijvoorbeeld van cel naar weefsel naar individu.
- Indeling in voor- en tegenstanders, of in voor- en nadelen
- Indeling van gunstig naar minder gunstig.
- Indeling van belangrijk naar minder belangrijk.
Thematische indeling
De meest voorkomende indeling is thematisch, waarbij de tekst is verdeeld in stukken die een bepaald deelonderwerp of een deelvraag behandelen. Iedere paragraaf geeft antwoord op een deelvraag en alle deelvragen samen beantwoorden de centrale onderzoeksvraag zoals beschreven in de inleiding. De titel van iedere paragraaf geeft iets weer over het deelonderwerp. Een alinea begint vervolgens met een inleidende zin waarin voor de lezer duidelijk wordt wat er in de paragraaf beschreven wordt of er wordt een overgang tussen de voorafgaande paragraaf en de huidige paragraaf gemaakt. De inleidende zin wordt gevolgd door de beschrijving van de deelvraag (geformuleerd als lopende tekst, niet als vraag).
De experimenten in de literatuur die de deelvraag beantwoorden worden vervolgens verder uitgelicht. De onderzoeksopzet van deze experimenten moet kort en bondig zijn. In tegenstelling tot een praktisch verslag hoeft de lezer het experiment niet te kunnen herhalen. Laat details dus weg. Een veelgemaakte fout is dat iedere paragraaf een ander experiment beschrijft en dat de lezer zelf de samenhang moet bepalen. De integratie van resultaten van verschillende onderzoeken (overeenstemmend of tegenstrijdig) per deelvraag en uiteindelijk van alle deelvragen is zeer belangrijk en bevordert de leesbaarheid het theoretische verslag. Elke paragraaf wordt afgesloten met een deelconclusie.
7. Discussie en conclusie
In de discussie van een theoretisch verslag schrijf je van klein naar groot en begin je met de samenvatting van de verschillende deelconclusies om uiteindelijke de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden met een samenvattende algehele conclusie (zie figuur 4 hierboven). Deze conclusie moet worden geëvalueerd: past de conclusie bij je verwachtingen of bestaande literatuur (meestal beschreven in de inleiding) en kun je dit verklaren? Hiertoe moeten ook de deelconclusies worden geëvalueerd. Het benoemen van verschillen tussen verschillende studies is niet voldoende. Beargumenteer waarom er verschillen zijn en leg uit hoe deze verschillen de resultaten en conclusie beïnvloeden.
Vragen die kunnen helpen:
- Wat zijn de verschillen en/of tegenstrijdigheden tussen de onderzoeken die worden beschreven in het middendeel en eerdere bevindingen uit de inleiding? Hoe kunnen deze verschillen worden verklaard? Vaak zijn er inhoudelijke en methodologische verklaringen voor de verschillen.
- Wat zijn de sterke en zwakke punten van de onderzoeken?
- Hoe overtuigend zijn de resultaten en waarom?
- In hoeverre geven de resultaten antwoord op de vraagstelling? Welke kennis ontbreekt nog?
- Wat betekenen de conclusies voor het probleemgebied dat in de inleiding is besproken?
Na de evaluaties en de terugkoppeling met de eerdere bevindingen volgt een terugkoppeling naar de brede context en maatschappelijke relevantie door de implicaties van de conclusies te beschouwen en suggesties voor vervolgonderzoek (praktisch of theoretisch onderzoek) te doen. De discussie kan worden afgesloten met een terugkoppeling naar het probleemgebied (wat hebben de resultaten betekend) en eventueel een (herhaling van) de samenvattende conclusie(s).
8. Literatuurlijst
Naar de beschreven literatuur in de inleiding en alle beschreven experimenten moet worden gerefereerd. Als je een evaluatie van onderzoeksresultaten noemt die is beschreven in de literatuur (en dus gemaakt door anderen), dan moet je de bron vermelden. Een eigen evaluatie is ter herkennen omdat deze niet wordt gerefereerd. Het is logischerwijs wel belangrijk te verwijzen naar de onderzoeken die je evalueert. Bij BMW gebruiken we de Vancouver-stijl.
Een goede literatuurstudie of review is formeel, objectief, helder en bondig geformuleerd. Naast de inhoud (of alles correct is) word je ook beoordeeld op schrijftechniek, de structuur en opbouw en leesbaarheid van je verhaal. Bekijk hier de rubrics (onder het kopje 'Documenten en hand-outs'), die gebruikt worden bij het beoordelen van een scriptie in het Researchproject.
Verslag van praktisch onderzoek
In een verslag van een praktisch onderzoek of in een wetenschappelijk artikel beschrijf je het onderzoek naar een onderzoeksvraag met de daarbij behorende resultaten en conclusies. Een verslag van een praktisch onderzoek kan zowel kort (practicumverslag) als uitgebreid (stageverslag) zijn. Een verslag is een doorlopend verhaal dat door medestudenten, assistenten en docenten gelezen en begrepen moet kunnen worden en waar ruimte is om alle resultaten en details weer te geven. Een wetenschappelijk artikel is compacter, mede omdat alleen de belangrijkste resultaten worden weergegeven.
Waarom een wetenschappelijk artikel
Een verslag van een praktisch onderzoek is bedoeld om collega’s (over de hele wereld) te informeren over jouw onderzoek en de daarbij horende resultaten en conclusies, meestal in de vorm van een peer-reviewed wetenschappelijk artikel. Een kort verslag van praktisch werk is met name geschikt om resultaten binnen een organisatie of lab met elkaar te delen, terwijl een uitgebreid verslag van een praktisch onderzoek al snel wordt verwerkt tot een wetenschappelijk artikel.
Het schrijven van een verslag van een praktisch onderzoek is een goede oefening om te leren hoe je een wetenschappelijke tekst opbouwt (zandlopermodel) en een academische woordenschat en argumentatie ontwikkelt. Het is een goede voorbereiding op het schrijven van een wetenschappelijk artikel, omdat je kan oefenen met het formuleren van een onderzoeksvraag, het beschrijven en beschouwen van resultaten, en hoe deze resultaten bijdragen aan de conclusie.
De gebruikelijke indeling van deze tekstvormen is als volgt:
Kort verslag (practicumverslag) | Uitgebreid verslag (stageverslag) | Wetenschappelijk artikel |
Titel(pagina) | Titelpagina | Titel |
Inhoudsopgave | ||
Samenvatting | Abstract | |
Inleiding | Inleiding | Inleiding |
Materialen en methoden | Materialen en methoden | Materialen en methoden |
Resultaten | Resultaten | Resultaten |
Discussie en conclusie | Discussie en conclusie | Discussie en conclusie |
Literatuurlijst | Literatuurlijst | Literatuurlijst |
Bijlagen | Aanvullende methoden en figuren (bijlage) |
De structuur van de inleiding, materialen en methoden, resultaten, en discussie & conclusie kennen een zogenaamde zandloperstructuur.
1. Titel(pagina)
Een goede titel vertelt compact en duidelijk waar het verslag over gaat. De beste titel is de kortst mogelijke zin die de inhoud van het verslag dekt. De titel hoort begrijpelijk te zijn zonder dat je het verslag verder hebt gelezen en bevat daarom meestal geen afkortingen. Een wetenschappelijk artikel heeft een pakkende titel, welke ook de lading van het artikel moet dekken en de lezer stimuleert verder te willen lezen.
Een uitgebreid verslag kent ook een titelpagina. Op het titelblad van een verslag noteer je puntsgewijs:
- je voor- en achternaam;
- de voor- en achternamen van je begeleiders;
- de projectgroep, vakgroep en instelling (universiteit of bedrijf) waar je het onderzoek hebt uitgevoerd
- de datum waarop je het verslag inlevert.
Een wetenschappelijk artikel kent geen titelpagina, maar de namen en posities van alle auteurs worden wel gemeld, waarbij de eerste auteur in principe het meeste werk heeft gedaan in de uitvoering van de experimenten en het schrijven van het verslag, en de laatste auteur meestal de groepsleider of professor van de onderzoeker is.
2. Inhoudsopgave
Alleen een uitgebreid verslag kent een inhoudsopgave. Zorg voor een duidelijke en gestructureerde inhoudsopgave van je verslag zodat de lezer snel zijn weg kan vinden. Digitaal zijn de onderdelen van de inhoudsopgave aanklikbaar.
3. Samenvatting/abstract
Een samenvatting is een op zichzelf staand stuk tekst waarin het hele verslag kort weergeven is. Een goede samenvatting nodigt uit tot het lezen van je verslag en geeft de lezer direct een goede indruk van je belangrijkste bevindingen. Ook een samenvatting kent de zogenaamde IMRD-structuur, meestal verdeeld over drie paragrafen: inleiding, materialen en methoden, en conclusie. In een wetenschappelijk artikel heet deze samenvatting een abstract. Bekijk ook dit voorbeeld van Nature van een goed opgebouwd abstract.
4. Inleiding
In de inleiding schrijf je van groot naar klein. Hierbij wordt onderstaande volgorde aangehouden:
- Een beschrijving van het probleemgebied of een observatie.
- Begin met het beschrijven van de brede context en/of de maatschappelijke relevantie van het probleem. Vaak lees je hier iets terug over de prevalentie of de (ernstige) gevolgen van een ziekte voor het individu en/of de maatschappij.
- Maak gebruik van bestaande kennis en eerdere onderzoeksresultaten/observaties.
- Hierna schrijf je steeds meer toe naar jouw specifieke vraagstelling. Vanuit de brede context ga je je dan ook richten op wat er wel en niet bekend is in de huidige literatuur (wetenschappelijke relevantie) en welk probleem je wilt oplossen. Die twee punten leiden uiteindelijk tot de onderzoeksvraag, het belangrijkste in de inleiding.
- Eerdere resultaten, inzichten en ideeën vormen de basis voor de vraagstelling. Begrippen en concepten die nodig zijn om de theorie te begrijpen worden hier ook uitgelegd.
- Vervolgens beschrijf je de aanleiding tot het onderzoek: welke mogelijke nieuwe inzichten kunnen worden geleverd door dit onderzoek?
- Om op gestructureerde wijze de onderzoeksvraag te beantwoorden is het zinvol om deelvragen te formuleren die hieraan bijdragen.
- In een wetenschappelijk artikel is het echter niet gebruikelijk dat er een echte vraag wordt geformuleerd; vaak is dit een lopende zin. Na het formuleren van de onderzoeksvraag geef je de onderzoekshypothese.
- De onderzoekshypothese wordt ondersteund door de literatuur.
- De inleiding wordt afgesloten met de onderzoeksopzet waarin je beschrijft hoe je de onderzoeksvraag gaat beantwoorden en wat je verwachtingen zijn.
- Hoe duidelijker je hierin bent, hoe beter je de lezer (en dus ook de docent) laat zien dat je precies weet wat je gedaan hebt en waarom.
Hier vind je een voorbeeld 'An effective introduction for a paper' van een inleiding met deze opbouw. Bij een practicum- of stageverslag is de inleiding langer dan bij een wetenschappelijk artikel. Ook bij een langere tekst houd je wel dezelfde opbouw aan.
5. Materialen en methoden
In de materialen en methoden beschrijf je gedetailleerd hoe en met behulp van welke materialen en reagentia een experiment is uitgevoerd. Vaak zijn dit antwoorden op vragen als wanneer, hoe lang en hoeveel. De lezer moet het experiment kunnen herhalen om je resultaten te verifiëren. Kleine details in de materialen (samenstellingen van buffers, pH-waardes) zijn daarom uitermate belangrijk. Geef de methode beknopt aan in een lopend verhaal. Neem niet het hele protocol over, zoals je dat in een labjournaal wel zou doen. Indien de methode gelijk is aan eerder (gepubliceerd) werk volstaat soms ook een verwijzing (naar deze literatuur). Controleer dit bij je docent.
Je schrijft dit achteraf, dus in de verleden tijd. Vraag je hierbij continu af wat de lezer moet weten om het onderzoek op precies dezelfde manier te kunnen herhalen. Geef antwoord op onder andere de volgende vragen:
- Welke apparatuur en chemicaliën heb je gebruikt?
- Welke instellingen heb je toegepast?
- Onder welke omstandigheden hebben de metingen plaatsgevonden?
- Wat/welke groepen heb je met elkaar vergeleken?
- Welke metingen heb je gedaan? Waarom?
- Wanneer en in welke volgorde heb je gemeten?
- Wat is je steekproefgrootte?
- Hoe vaak heb je het experiment herhaald?
- Zijn de data bewerkt/getransformeerd? Waarom?
- Welke berekeningen heb je uitgevoerd? Waarom?
- Hoe betrouwbaar zijn de resultaten (welke statistische test heb je toegepast)?
- Hoe moeten de resultaten worden geïnterpreteerd?
6. Resultaten
De resultatensectie geeft een beschrijving van de gemaakte observaties tijdens het experiment en een beschrijving van de resultaten die antwoord geven op je onderzoeksvraag. Veelgemaakte fouten zijn het laten zien van resultaten die wel voortkomen uit de data van het uitgevoerde experiment, maar niet aansluiten bij de onderzoeksvraag en hypothesen, of het vergeten toe te lichten van een deel van de data.
Voordat je de resultatensectie gaat schrijven moet je eerst bedenken:
- Welke van je resultaten je absoluut moet laten zien om de boodschap die je hebt aan de lezer over te brengen.
- Op welke manier je de resultaten het beste kunt presenteren.
Je figuren en tabellen vormen de leidraad van de resultaten. Het is vaak dan ook het gemakkelijkst om deze eerst op te stellen, zodat je in de tekst kan beschrijven wat je in de figuren en tabellen ziet. De verhaallijn van de resultaten structureer je door het gebruik van tussenkopjes, die de conclusie geven van het experiment dat beschreven wordt in bijbehorende paragraaf. De geschreven tekst ondersteunt de figuren, maar is in principe ook te begrijpen zonder de figuren.
Het is onvoldoende om alleen de tabellen of grafieken te laten zien. Enerzijds moet de lezer aan de tekst alleen voldoende informatie hebben om de rest van het verslag te kunnen begrijpen, maar ook de tabellen en figuren moeten duidelijk zijn zonder de geschreven tekst. Vergeet dus niet om bij de tabellen een bovenschrift en bij grafieken een onderschrift te maken. Deze zijn absoluut noodzakelijk om tabellen en grafieken onafhankelijk van de rest van de tekst van de resultaten te begrijpen. De geschreven tekst moet informatief zijn: je leidt de gepresenteerde tabellen en grafieken in en beschrijft vervolgens de voor de vraagstelling belangrijke resultaten zodat je de aandacht van de lezer richt op de hoofdzaken. In een vergelijking geef je aan of er een verschil is gevonden en waartussen dit verschil was, ondersteund met een kwantitatieve benadering:
De expressie van eiwit X was gemiddeld 4 (±SD/STDEV; p-waarde) keer lager in miRNA-X getransfecteerde cellen ten opzichte van mock-getransfecteerde cellen.
Het kan lastig zijn om te beslissen waar de resultaten eindigen en waar de discussie begint. Sommige docenten (en wetenschappelijke tijdschriften) vinden dat je in de resultaten puur en alleen resultaten mag vermelden en dat álle verklaringen in de discussie thuishoren. Anderen vinden echter dat je best al wat voor de hand liggende verklaringen in de resultaten mag vermelden als dat het verder lezen vergemakkelijkt. Vraag dus aan je docent wat hij van je verwacht.
7. Discussie en conclusie
De discussie is meer dan het bespreken van je resultaten (dat heb je al gedaan) en een foutenanalyse. In de discussie van een experimenteel onderzoek ga je je eigen resultaten verklaren en plaats je ze in een breder kader door ze te vergelijken met andere gegevens uit de literatuur. Volgens het zandlopermodel schrijf je hier van klein naar groot:
- Je beantwoordt de vraagstelling uit de inleiding (conclusie) en geeft aan of je onderzoekshypothese klopt. Om in je discussie concreet terug te kunnen komen op je vraagstelling is het belangrijk dat deze in de inleiding goed geformuleerd is en duidelijk aan bod komt.
- Je geeft een verklaring en interpretatie van je resultaten (deelconclusies) en geeft aan of de experimenten voldoen aan je verwachtingen. Hierbij maak je gebruik van de literatuur om goed onderbouwde argumenten te geven voor de verklaring van je resultaten.
- Vergelijk je de resultaten met die van anderen: komen je resultaten overeen met die van anderen? Waarom wel of niet?
- Wat betekenen je resultaten voor het onderzoeksgebied (wetenschappelijke relevantie)?
- Leiden jouw resultaten (samen met de data van anderen) tot nieuwe inzichten en hypotheses?
- Hoe dragen je resultaten en de nieuwe inzichten bij aan de maatschappelijke relevantie?
- Als je nieuwe onderzoeksvragen (op basis van je nieuwe inzichten) wil beantwoorden: hoe zou je dat aanpakken?
- Geven jouw resultaten (eventueel in combinatie met die van anderen) aanleiding tot nieuwe ideeën, gedachten of hypothesen over het vakgebied? De resultaten van een experiment roepen bijna altijd meer nieuwe vragen op dan de vragen waar je mee begonnen was; welke van die nieuwe vragen zijn interessant om nader te bekijken? Hoe zou je dat aanpakken?
- Meestal eindig je de discussie met een korte samenvatting van de essentie van het onderzoek: de vraagstelling, de belangrijkste resultaten en de conclusies en wat deze resultaten en conclusies betekenen. Soms is dit een aparte alinea onder het kopje conclusie en soms is het onderdeel van de discussie. Dit is stijl- en smaak- (en dus ook docent-/tijdschrift-) afhankelijk.
Tijdgebruik: de conclusies van jouw eigen proef worden in de verleden tijd geschreven; de daarop gebaseerde algemene uitspraken staan in de tegenwoordige tijd.
8. Literatuurlijst
Alle beschreven literatuur, ter verklaring van de relevantie, wetenschappelijke relevantie, onderzoeksvraag, hypothese, bestaande methoden, verklaring van de resultaten en de discussie moet worden genoemd.
De Vancouver-stijl is bij BMW de meest gebruikte wijze van refereren: Achternaam voorletter (max 6, gescheiden door komma, daarna afgekort met et al.). Titel artikel: Ondertitel. Tijdschriftafkorting. Jaar Maand Dag; jaargang (tijdschriftaflevering); pagina; Digitial Object Identifier (DOI)
Bronnen zoals boeken en websites geef je op een andere manier weer, zoals je kunt zien op de website van de Universiteitsbibliotheek.
9. Bijlagen
Alleen een uitgebreid verslag of wetenschappelijk artikel bevat (soms) bijlagen. Zet geen essentiële informatie in de bijlagen: het verslag moet zonder bijlagen een leesbaar en compleet geheel zijn. Meestal geef je in de resultaten een samenvatting van je meetgegevens. Je laat bijvoorbeeld gemiddelden en afwijkingen van het gemiddelde (standaarddeviatie) zien in plaats van alle individuele waarden. Ook geef je vaak parameters weer die afgeleid zijn van de oorspronkelijke meetgegevens. Soms kan het nuttig zijn om bij het lezen van de resultaten die individuele gegevens toch bij de hand te hebben. Deze zet je dan, voor zover ze relevant kunnen zijn voor de lezer, in de bijlagen. Beperk het gebruik van bijlagen altijd zoveel mogelijk!
Ook uitgebreide berekeningen of statistische bewerkingen kun je het beste in de bijlagen zetten. In de materialen en methoden komt dan de essentie of het principe van de berekeningen te staan, daarbij verwijzend naar de bijlagen waarin de hele berekening te vinden is.
Een goed praktisch verslag is formeel, objectief, helder en bondig geformuleerd. In het begin van je opleiding omvat een verslag van een praktisch onderzoek waarschijnlijk verslag van één practicum of één experiment, al dan niet gestuurd door vragen van de docent. Op het einde van je studie is een verslag van een praktisch onderzoek vele malen uitgebreider omdat het een volledig onderzoek omvat. Structuur wordt dan geboden door het toepassen van het zandlopermodel, een juiste indeling en opbouw van alinea’s, schrijftechniek, een passende argumentatiestructuur, het gebruik van deelvragen en door in de discussie en conclusie terug te komen op je onderzoeksvraag en onderzoekshypothese.
Bekijk hier de rubrics (onder het kopje 'Documenten en hand-outs') waarin bovenstaande beoordelingscriteria zijn opgenomen. Deze rubrics worden gebruikt bij het beoordelen van een scriptie in het Researchproject.
Labjournaal
Een labjournaal bevat een gedetailleerde beschrijving van de uitvoering van een proef, je observaties en resultaten, en de daarbij behorende conclusies. Het is te vergelijken met een logboek. In een goed bijgehouden labjournaal kan je dan ook later exact teruglezen hoe je een proef hebt uitgevoerd (ging alles als gepland of ben je afgeweken van het protocol?) en wat de belangrijkste bevindingen waren. Dit is nuttig als je onverwachte resultaten hebt of als anderen vragen hebben over je proef. Door steeds op te schrijven wat je aan het doen bent, dwing je jezelf bovendien om continu na te denken waarom je dingen doet, wat het doel ervan is en of je nog snapt waar je mee bezig bent.
Waarom een labjournaal
Van onderzoekers wordt verwacht dat zij nauwkeurig werken. Een goede registratie is daarbij noodzakelijk. Berekeningen, voorbereidingen, de uitvoering van het experiment, observaties, ruwe data en resultaten moeten worden vastgelegd in het labjournaal, het dagboek van iedere onderzoeker. Anderen moeten op basis van je labjournaal je experiment tot in detail kunnen begrijpen en herhalen. Na een wetenschappelijke publicatie moet je je labjournaal van de beschreven experimenten bewaren, omdat dit het bewijs is dat je de experimenten (goed en betrouwbaar) hebt uitgevoerd. In het allerergste geval, als je wordt beschuldigd van plagiaat, is je labjournaal jouw bewijs dat jij de (eerste) uitvinder bent.
Uit een labjournaal mogen geen data worden verwijderd. In een werkomgeving worden labjournaals door de leidinggevende gezien voor akkoord, zodat er achteraf geen data kan worden toegevoegd of verwijderd. Bij een digitaal labjournaal worden de pagina’s na akkoord van de leidinggevende beveiligd voor bewerken. Dit alles is bedoeld om fraude en plagiaat te voorkomen, te bewijzen dat jij de ‘uitvinder’ bent, en om de onderzoeksdata te controleren.
Een labjournaal (van meerdere experimenten) bevat een inhoudsopgave. Alle bladzijden en experimenten zijn genummerd. Ieder experiment wordt voorzien van je naam (en die van alle collega’s die het experiment uitvoeren/begeleiden) en de datum. Bovenaan het document kan je een verwijzing toevoegen naar eerdere experimenten die de aanleiding hebben gevormd voor het uitvoeren van het huidige experiment. De beschrijving van ieder experiment volgt de onderzoekscyclus.
1. Titel
Een goede titel vertelt duidelijk en zo kort mogelijk waar het experiment over gaat. Denk hierbij aan belangrijke sleutelwoorden. De titel hoeft niet origineel of pakkend te zijn, zolang de titel de lading maar dekt.
2. Inleiding
In de inleiding beschrijf je het doel van het experiment. Waar probeer je met behulp van het experiment achter te komen, ofwel: wat is de onderzoeksvraag? Waarom wil je dit weten, ofwel: welk probleem wil je oplossen? Waarom beantwoordt dit experiment jouw onderzoeksvraag? Je kan eventueel ook je hypothese beschrijven (en onderbouwen). De meningen zijn hierover verdeeld, controleer daarom bij je docent of begeleider of hij dit belangrijk vindt.
3. Materialen
Maak een lijst met alle gebruikte materialen, inclusief chemicaliën, glaswerk, apparatuur en organismen (bacteriestammen, cellijnen, proefdieren etc.). Noem in eerste instantie ook de overduidelijke materialen zoals epjes en pipetpuntjes. Maak je beschrijving altijd zo volledig mogelijk. Noteer bijvoorbeeld ook de gegevens van de producent en/of het catalogusnummer. Als je gebruik maakt van zelfgemaakte voorraadoplossingen verwijs naar de proef in je labjournaal waarin je beschrijft hoe deze oplossing is gemaakt.
Deel de lijst op in de verschillende soorten aan materialen (chemicaliën, organismen) of in deelexperimenten (bv. isolatie van eiwitten, gelelektroforese) om het overzichtelijk te houden.
4. Methoden
De methoden zijn vaak een gedetailleerde en puntsgewijze opsomming van alle handelingen die zijn uitgevoerd. In welke volgorde heb je wat gedaan en hoe? Hoeveel – denk aan concentraties, absolute hoeveelheden – en hoe vaak heb je bijvoorbeeld iets toegevoegd? Noteer ook de tijdsduur: hoelang duurde een was- of incubatiestap? Moest je iets snel of juist langzaam toevoegen? Welke belichtingstijd heb je gebruikt voor je camera? Berekeningen en pipeteerschema’s zijn ook een onderdeel van de methoden. Schrijf op wat er fout (of anders dan anders) is gegaan. Dit voorkomt dat je deze fouten weer maakt als je de proef herhaalt en het kan onverwachte resultaten verklaren.
Schrijf niet letterlijk de handleiding, het protocol of de handelingen van een eerder experiment over in je labjournaal. Verwijs hiernaar of gebruik je eigen woorden. Vermeld wel alle afwijkende handelingen ten opzichte van het standaardprotocol!
5. Resultaten en berekeningen
Beschrijf alles wat je ziet. Is een oplossing of medium troebel geworden of van kleur veranderd? De kleinste details zijn mogelijk belangrijk om je resultaten te begrijpen. Om de verzameling van data overzichtelijk te houden is het handig om van tevoren al invullijsten of tabellen te maken waarin je de ruwe meetgegevens zo kunt invullen. De verkregen gegevens zullen meestal verder moeten worden uitgewerkt. Beschrijf in dat geval dan ook de gebruikte berekeningen. Zorg er altijd voor dat je uiteindelijke resultaten duidelijk en volledig zijn en de juiste eenheden bevatten!
Soms is het gemakkelijker om de ruwe data of de verwerking daarvan in tabellen en grafieken in een spreadsheetprogramma (zoals Excel) te verzamelen. Deze data mogen dan in het labjournaal worden geplakt. In het geval van bulkdata verwijs je naar het digitale bestand van zowel de ruwe als de bewerkte data.
6. Conclusie en discussie
In de conclusie gebruik je jouw resultaten om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag. Indien je de onderzoeksvraag niet kan beantwoorden, leg je uit waarom niet. Geef ook aan hoe betrouwbaar de resultaten zijn. Maak hiervoor een foutenanalyse, evalueer je proef(opzet), benoem de sterke en zwakke punten van je onderzoek en geef aanbevelingen voor een volgend experiment, hetzij een herhaling van de proef met verbeterde proefopzet, hetzij een (logisch) vervolgexperiment.
Om het overzicht te bewaren in een groot labjournaal kan je na afloop toevoegen bij welk experimentnummer het experiment wordt herhaald, geoptimaliseerd of vervolgd.
Een goed labjournaal is netjes, overzichtelijk, gedetailleerd, logisch en compleet. Een andere onderzoeker moet jouw proef exact kunnen herhalen, zonder dat hij hiervoor je handschrift of jouw logica moet zien te ontcijferen. De formulering is professioneel en wetenschappelijk en sluit goed op elkaar aan.
Een goed labjournaal in jaar 1 van je studie verschilt niet veel van het labjournaal in jaar 3 of zelfs tijdens je promotieonderzoek. Het grote verschil is dat de experimenten steeds complexer worden en het daardoor steeds moeilijker wordt om volledig en gedetailleerd te blijven zonder het overzicht te verliezen. Ook op wetenschappelijk niveau worden de resultaten, de interpretatie van de resultaten en de discussie steeds complexer.
Tips om je labjournaal overzichtelijk te houden
- Een inhoudsopgave en nummering van alle proeven.
- Begin elke nieuwe proef op een nieuwe bladzijde.
- Gebruik bijvoorbeeld de rechterbladzijden voor je aantekeningen en de linkerbladzijden als klad (berekeningen).
- Maak gebruik van kopjes.
- Kras nooit iets door waardoor het niet meer leesbaar wordt (dit is niet toegestaan!), maar zet een streep door de gemaakte fout. Vermeld daarbij de datum en een paraaf.
- Wees altijd zo volledig mogelijk in je omschrijving (inclusief berekeningen).
- Zet het doel van de proef duidelijk bovenaan en verwijs naar eventuele eerdere proefnummers die de aanleiding hebben gevormd voor het huidige experiment.
- Voeg na afloop een verwijzing in bij een eerder experiment waarop je bent verder gegaan, zodat je weet waar je de herhaling of verbetering daarvan kunt terugvinden in het labjournaal.
Onderzoeksvoorstel
In een onderzoeksvoorstel wordt een gepland onderzoek in een breder kader geplaatst en wordt de te gebruiken onderzoeksmethode beschreven. Het onderzoeksvoorstel komt voort uit de nieuwsgierigheid van de onderzoeker op basis van verwondering of eerdere resultaten. Een huidige stand van zaken en een motivatie voor de gekozen proefopzet is dan ook een belangrijk onderdeel van een onderzoeksvoorstel. Daarnaast wordt een tijdsplanning gegeven en vaak ook een verantwoording van de financiën.
Waarom een onderzoeksvoorstel
Onderzoek doen kost veel geld. Met een onderzoeksvoorstel probeer je een speciale commissie of organisatie te overtuigen dat het door jou beschreven onderzoek zo belangrijk en dermate goed uitgedacht is dat het uitgevoerd – en dus gefinancierd – moet worden. Net als het schrijven van een wetenschappelijk artikel is het schrijven van een onderzoeksvoorstel een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden van een onderzoeker. Het aanvragen van onderzoeksgelden is zeer competitief, dus het is belangrijk dat jouw onderzoeksvoorstel erbovenuit steekt.
De mate van diepgang in de verschillende onderdelen van een onderzoeksvoorstel hangt af van de organisatie die je aanschrijft om de beurs aan te vragen. Ieder onderzoeksvoorstel bevat tenminste onderstaande onderdelen.
1. Titel
De titel moet kort en bondig aangeven wat voor onderzoek je gaat doen.
2. Inleiding
In de inleiding plaats je het onderzoek in een breder kader en schets je de maatschappelijke kader en de wetenschappelijke relevantie. Aan het einde van de inleiding formuleer je welk probleem je met jouw onderzoeksvraag op wilt lossen, inclusief onderbouwde hypothesen en verwachtingen. De inleiding is veel beknopter dan die van het uiteindelijke verslag van het daadwerkelijk uitgevoerde onderzoek; veel literatuur kom je pas later tegen (tijdens de uitvoering van je onderzoek).
3. Materialen en methoden
Hierin beschrijf je de gekozen experimentele opzet en motiveer je waarom dit (de beste) passende opzet is die je hebt gekozen op basis van literatuuronderzoek. Ook de te gebruiken statistische toetsen (inclusief argumentatie) worden hier vermeld.
4. Literatuurlijst
De literatuurlijst wordt samengesteld uit de literatuur beschreven in de inleiding en de materialen en methoden. Wetenschappers proberen in een onderzoeksvoorstel ook altijd te refereren naar eigen werk, om aan de commissie te laten zien dat zij reeds bekend zijn met het onderwerp of een bepaalde expertise hebben.
5. Tijdsplanning en budgettering
Het is belangrijk de beschikbare tijd en middelen van tevoren goed in te delen. Voor de planning wordt er een driedeling gemaakt: uitvoering van het experiment, data-analyse en verslaglegging. Houd er rekening mee dat sommige zaken van elkaar afhankelijk zijn. Een Gantt-grafiek geeft (visueel) meer inzicht in deze afhankelijkheden in de tijdsplanning. Bekijk hier een voorbeeld van een planning weergegeven in een Gantt-grafiek. Hoe je zo’n grafiek maakt in Excel vind je op de Windows-support website.
Voor de budgettering wordt er onder andere verschil gemaakt tussen salaris, bench fee (algemene lab-gelden) en specifieke kosten (aanleren van een bepaalde techniek, opzetten van databank, aanschaf apparatuur). Bedenk wel: tijd is geld!
Een goed onderzoeksvoorstel is formeel, objectief, helder en bondig geformuleerd. Naast de inhoud (of alles correct is) word je ook beoordeeld op schrijftechniek, de structuur en opbouw en leesbaarheid van je verhaal.
Essay
In een essay heb je als schrijver ruimte om je eigen mening over een wetenschappelijk onderwerp te geven, waar je de lezer van wilt overtuigen. Een essay wordt geschreven volgens de wetenschappelijke schrijfstijl. Een essay lijkt op een literatuuronderzoek, met als verschil dat er een standpunt wordt ingenomen in plaats van slechts te beschrijven wat er bekend is over een onderwerp.
Door een standpunt in te nemen, deze te verdedigen, en tegenargumenten te ontkrachten, is een essay eigenlijk een betoog, waarbij (gepubliceerd) onderzoek je argumenten vormen. Je kan er niet vanuit gaan dat de lezer bekend is met het onderwerp van je essay. Daarom moet er ook inhoudelijke informatie beschreven worden om de lezer te informeren over de huidige stand van zaken.
LET OP: sommige docenten bedoelen met een ‘essay’ een scriptie of literatuuronderzoek (dus zonder betogende component). Controleer bij je docent wat er bedoeld wordt wanneer je de opdracht krijgt een essay te schrijven.
Hoe schrijf je een essay?
Een essay is meestal bedoeld om te overtuigen. Dit vraagt ook om een andere benadering dan bij andere wetenschappelijke tekstvormen. Zo zijn een literatuurstudie en een review zakelijk, kort en bondig. Een essay is vlot geschreven en moet de lezer boeien. Probeer het taalgebruik niet al te populair te maken; dat verlaagt de overtuigingskracht van het stuk. De argumenten in een essay moeten onderbouwd zijn door wetenschappelijke literatuur.
Een essay is ten opzichte van andere wetenschappelijke teksten een bijzondere tekst vanwege de functie die het heeft. Het overbrengen van je eigen standpunt (op basis van de bevindingen van anderen) vraag om een duidelijke structuur. Een klassiek ingedeeld essay bevat de volgende onderdelen.
1. Titel
Een goede titel dekt niet alleen de strekking van het geschreven stuk maar is ook pakkend, controversieel of op een andere manier opvallend, waardoor je als lezer geïnteresseerd raakt en verder wilt lezen.
2. Samenvatting (eventueel)
Een samenvatting is een op zichzelf staand stuk tekst waarin het hele essay kort is weergeven. Een goede samenvatting nodigt uit tot het lezen van je essay en geeft de lezer direct een goede indruk van je belangrijkste argumenten en standpunten. Meestal is het niet noodzakelijk om een samenvatting te schrijven voor een essay, mede door de toch al beperkte lengte van de hoofdtekst.
Een samenvatting bij een essay kan ook een inhoudelijke samenvatting zijn, waarbij je de lezer informeert over de theorie als achtergrondinformatie. Dergelijke informatie wordt vaak in een apart kader geplaatst, om duidelijk te maken dat het geen onderdeel uitmaakt van de hoofdtekst.
3. Inleiding
In de inleiding van een essay is het goed om te starten vanuit een brede context en maatschappelijke relevantie, om als lezer te begrijpen waarom je gekozen onderwerp een belangrijke discussie is. Poneer een stelling zodra het onderwerp duidelijk is, of werp een vraag op die je aan het einde van het betoog beantwoordt. Om de stelling goed te kunnen begrijpen moeten begrippen, theorieën en concepten bondig worden uitgewerkt (soms in een aparte samenvatting of kader).
4. Middendeel
In een essay moet je de stelling of vraag uit de inleiding respectievelijk onderbouwen of beantwoorden. Ieder argument vormt bijvoorbeeld de kern van een alinea. Begin je alinea met een hoofdzin, die in de rest van de alinea wordt toegelicht of onderbouwd. De aangehaalde literatuur kan direct worden geëvalueerd, omdat dit je argumentatie kan versterken (en omdat een essay in principe geen discussie kent). Je tekst wordt sterker als je niet alleen argumenten vóór je stelling kunt onderbouwen, maar ook tegenargumenten benoemt, die je vervolgens weet te ontkrachten. Maak voordat je start met schrijven een overzicht van je tekstopbouw (schrijfplan) door de kernzinnen (je toekomstige alinea’s) te formuleren en deze logisch te rangschikken, naar een van de hieronder genoemde (of andere) indelingsprincipes. Houd hierbij het doel (overtuigen) in het achterhoofd.
- Thematische indeling
- Indeling in voor- en tegenstanders, of in voor- en nadelen.
- Indeling van gunstig naar minder gunstig.
5. Conclusie
De conclusie is een soort samenvatting van je verschillende argumenten om je standpunt een laatste keer te onderstrepen. Hier heb je ook de ruimte om de betekenis van jouw standpunt of de maatschappelijke relevantie van de discussie te benadrukken (door van klein naar groot te schrijven). Eindig je stuk pakkend, bijvoorbeeld met een krachtige oneliner.
6. Literatuurlijst
De argumenten die je gebruikt zijn gebaseerd op beschreven literatuur. Daarom kent ook een essay een literatuurlijst. Een review is een goede bron voor achtergrondinformatie, maar is niet geschikt ter verdediging van je argumenten omdat hierin ook de subjectiviteit van de auteur zit verwerkt. Primaire literatuur is daarentegen wel een betrouwbare bron voor je onderbouwing.
Patiënten- of voorlichtingsfolder
In een patiënten- of voorlichtingsfolder staat informatie die relevant is voor iemand die aan een bepaalde ziekte lijdt, of diens directe omgeving. Op eenvoudige, heldere wijze wordt uitgelegd wat de ziekte inhoudt en wat dit voor praktische consequenties heeft voor de patiënt. De toon is dan ook zakelijker en soberder dan die van een populair-wetenschappelijk artikel. Het wegnemen van onduidelijkheden is de belangrijkste functie van de folder. De toon is cruciaal, omdat de lezer, met name bij ingrijpende ziektes zoals kanker, duidelijk geïnformeerd moet worden, maar zich geen onnodige extra zorgen mag maken na het lezen van de informatie.
Waar bij BMW de nadruk ligt op de moleculaire processen achter een ziekte, is deze informatie voor een patiënt minder relevant. Het is goed om kort uit te leggen wat er misgaat in het lichaam, maar als patiënt is het relevanter om te weten wat je overlevingskansen zijn, welke lichamelijke klachten je kunt verwachten, of hoe je behandeld zult worden.
Neem, voordat je begint met het maken van een schrijfplan, een moment de tijd om je in te leven hoe het moet zijn om aan de ziekte te lijden waar je over gaat schrijven. Op welke vragen zou je antwoord op willen hebben? Op wat voor toon zou je zelf graag aangesproken willen worden (niet te betuttelend, maar ook niet te ingewikkeld)?
Maak een overzicht van de informatie die je wilt overbrengen en verwerk dit in een schrijfplan. Houd er rekening mee dat er beperkte ruimte is op een folder. Hoe beknopter de tekst, des te rustiger en aantrekkelijker zal de folder ogen.
Voor de schrijfstijl van een patiëntenfolder geldt in het algemeen:
- korte zinnen
- geen ingewikkelde termen (behalve wanneer strikt noodzakelijk)
- gebruikte termen altijd uitleggen
- versimpelde technische of celbiologische informatie moet inhoudelijk nog wel kloppen
Een niet-wetenschapper kan het (statistische) risico op een ziekte minder goed plaatsen dan een wetenschapper die hier veel ervaring mee heeft. Het inschatten van een risico vindt om die reden vaak plaats op gevoelsniveau in plaats van een rationele afweging. Zorg er daarom voor dat de patiëntenfolder geen onnodig onveilige gevoelens opwekt.
Informatie aanbieden
Wanneer iemand geconfronteerd wordt met een onoplosbaar probleem, kan weerstand optreden. Zo kan een ongeneeslijke ziekte lijden tot ontkenning dat iemand aan de ziekte lijdt. Het bieden van informatie over een oplossing (therapie, kans op genezing) is dan ook cruciaal. Zelfs bij ongeneeslijke ziektes kan informatie worden geboden over verlichting van klachten of levensverlengende therapie. Deze informatie vergroot de kans dat de patiënt doorleest en gemotiveerder is om aan de oplossingen mee te werken.
Aansporen tot handelen
Het omgekeerde is ook waar: bij ziekten die door de bevolking worden onderschat, dient een folder heldere informatie te bieden om het bewustzijn te vergroten, en eventueel zelfs te waarschuwen. Overdrijf het risico niet; dat leidt er juist toe dat de informatie minder serieus genomen zal worden. Wederom kan het bieden van handelingsperspectief leiden tot meer betrokkenheid. Zo kan je, afhankelijk van de ziekte, tips geven om de ziekte te voorkomen of om die in een vroeg stadium op te sporen, wanneer er een grotere kans op genezing is.
Populair-wetenschappelijk artikel
Populair-wetenschappelijke artikelen zijn nieuwsberichten die recente wetenschappelijke doorbraken belichten, of achtergrondartikelen die juist ingaan op de achterliggende principes daarvan. Dit soort artikelen vind je in (de wetenschapsbijlage van) de krant en op populair-wetenschappelijke websites zoals Kennislink.nl, Scientias.nl of IFLscience.com. De doelgroep is de geïnteresseerde niet-wetenschapper.
Waarom een populair-wetenschappelijk artikel
Lang niet alle wetenschappers schrijven naast wetenschappelijk ook voor een breed publiek. Dit komt soms omdat ze niet goed weten hoe het moet. Anderen zijn bang minder serieus genomen te worden als onafhankelijk expert wanneer ze ‘populair’ (niet-wetenschappelijk) schrijven en dus de nuances van hun onderzoek los moeten laten om de hoofdboodschap duidelijk over te laten komen. Toch kan populair-wetenschappelijk schrijven ook heel nuttig zijn voor een wetenschapper, omdat het je dwingt afstand te nemen van je eigen onderzoek. Dit helpt je om de kern (opnieuw) helder te krijgen en kan leiden tot nieuwe inzichten.
Een vlotte, aansprekende stijl staat centraal in een populair-wetenschappelijk artikel. Dit kan in verschillende gradaties, van heel populair/scorend tot wat zakelijker maar helder. Ook in contact met andere partijen, zoals de commissie die je onderzoeksvoorstel moet beoordelen, helpt het om de kern van je verhaal helder uit te kunnen leggen. Daarnaast wordt wetenschappelijk onderzoek meestal gesubsidieerd met belastinggeld. Verantwoording afleggen aan de maatschappij, door uit te leggen hoe het geld is besteed, is voor sommige wetenschappers de reden om hun onderzoek aan het brede publiek uit te leggen.
Om een brede doelgroep aan te spreken moet een populair-wetenschappelijk artikel een interessant onderwerp hebben, een vlotte schrijfstijl en goede opbouw, en natuurlijk afgestemd zijn op het niveau van de doelgroep en het doel (informeren, enthousiasmeren, overtuigen) dat je wilt bereiken.
Afstemmen op je doelgroep
Het duidelijk voor ogen hebben van de doelgroep is de eerste stap bij het ontwerpen van een populair-wetenschappelijk artikel. Je onderwerp moet immers de doelgroep aanspreken, en het niveau van je doelgroep bepaalt de toon en de opbouw van de tekst. Heb je de doelgroep en het doel dat je met de tekst wil bereiken duidelijk? Dan kan je beginnen met het ontwerpen van je tekst. Het is, zelfs voor doorgewinterde schrijvers, vaak moeilijk om in te schatten of je verhaal op het goede niveau is voor je doelgroep, en of het doel dat je beoogt ook zo overkomt. Volg daarom altijd het stappenplan voor het afstemmen op je doelgroep, te vinden onder 'wetenschap communiceren naar een breed publiek'.
Onderwerp met nieuwswaarde
Om de lezer aan te spreken moet een artikel over wetenschap nieuwswaarde hebben. Kies je onderwerp zo dat het in een van de ‘CABABA’-categorieën valt:
- Conflict: een strijd (bijvoorbeeld tegen een ziekte, of tussen wetenschappers)
- Actualiteit: sluit het aan bij iets wat op dit moment in de belangstelling staat? (Tip: gebruik dit als haakje om je verhaal aan op te hangen.)
- Belang: heeft het nieuws betekenis voor de lezer?
- Afstand: een onderwerp dat geografisch, cultureel of psychologisch gezien dichtbij is, wekt meer interesse omdat de lezer zichzelf erin kan herkennen.
- Bekendheid: heeft het te maken met een BN’er of andere bekendheid?
- Afwijking: onverwachte informatie is interessant omdat het verrast. (Let op: dit geldt alleen voor onderwerpen waar een lekenpubliek bekend mee is. Onderzoeksresultaten als ‘we dachten dat het X was, maar het blijkt Y te zijn’ spreken het brede publiek niet aan omdat niet-wetenschappers niet bekend waren met de oorspronkelijke hypothese.)
Let op: bij gevoelig liggende of controversiële onderwerpen is het erg moeilijk om hier goed over te berichten. Kies bij voorkeur een onderwerp dat wat neutraler is, zodat je de nadruk kunt leggen op uitleggen hoe het werkt in plaats van het ontkrachten van allerlei vooroordelen.
Goede titel
Een goede titel is kort, informatief en wekt interesse. Dit kan bijvoorbeeld door een woordspeling. Kijk hierbij wel uit voor ongelukkige dubbelzinnigheid. Gebruik geen flauwe clichés.
Heb je het onderwerp voor je artikel gekozen, dan ga je de opbouw van het artikel verwerken in je schrijfplan. De opbouw van een nieuwsartikel is vrijer dan die van een wetenschappelijke tekst, maar houdt zich wel aan vaste principes.
- Begin met het belangrijkste onderdeel en zet de minder belangrijke (achtergrond)informatie verderop. Mocht de lezer weinig tijd hebben en alleen het begin lezen, dan is de hoofdboodschap toch aangekomen.
- De belangrijkste informatie geef je door het beantwoorden van de 5 w’s en h: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Om de lezer niet direct te overstelpen met informatie kan je de waarom- en hoe-vraag eventueel ook later in de tekst behandelen.
Voorbeeld: “Een mondbacterie die tandvleesontsteking veroorzaakt [wat], speelt mogelijk een rol bij het ontstaan van de ziekte van Alzheimer [wat]. Dat concluderen onderzoekers [wie] deze week [wanneer] in vakblad Science Advances [waar], op basis van een reeks experimenten op mensen en muizen [hoe].” (Eerste twee zinnen uit: ‘Mondbacterie nieuwe verdachte voor ontstaan Alzheimer’ (Volkskrant, 23 januari 2019))
Vaak volgt direct na de titel van het artikel een korte inleiding ('lead') in een net ander lettertype dan de rest van het artikel (bijvoorbeeld cursief of vetgedrukt). Hierin wordt in enkele zinnen de hoofdboodschap van het artikel verduidelijkt. Bovenstaand voorbeeld is zo’n inleiding.
Ook zonder zo’n aparte lead kan je een artikel aantrekkelijk beginnen. Hiervoor kan je het aansnijden van een nieuw onderwerp in een informeel gesprek als inspiratie gebruiken. Bedenk hoe je een verhaal aan een vriend of vriendin zou beginnen. Begin bijvoorbeeld met een:
- Quote
- Vraag
- Anekdote
- Opvallend statement
Achtergrondinformatie die het verhaal verduidelijkt maar die teveel zou afleiden van de hoofdlijn van het artikel kan je soms in een apart kader opnemen, zodat de lezer de hoofdlijn niet kwijtraakt. Lezers van populair-wetenschappelijke teksten hebben verschillende interesseniveaus en basiskennis. Door achtergrondinformatie apart aan te bieden kan de lezer zelf beslissen of hij deze wil lezen of niet.
Cijfers maken een tekst interessant. Gebruik geen ingewikkelde formules, maar wél dingen als: grootste/kleinste/jongste/oudste, jubilea (een duur van 100 dagen, een ontdekking die 25 jaar geleden werd gedaan…), en omvang (aantal patiënten/doden).
Ook met onderstaande technieken kan je de aandacht trekken. Let op: probeer altijd een goede balans te vinden tussen de nuance van wetenschappelijk onderzoek en de (uitgeklede) kernboodschap die je wilt overbrengen!
- Focussen (op één aspect van het verhaal)
- Versimpelen (alleen de kern vertellen; pas op dat je niet teveel nuance verliest!)
- Polariseren (tegengestelde belangen benadrukken; zie ook ‘conflict’ uit het CABABA-rijtje hierboven)
- Overdrijven (de werkelijkheid aandikken. Pas hierbij op dat het verhaal wel betrouwbaar blijft!)
- Intensiveren (de spanning opbouwen)
- Concretiseren (ingewikkelde zaken inzichtelijk maken, bijvoorbeeld met metaforen
- Verpersoonlijken (een herkenbare anekdote of vergelijking met iets herkenbaars; zie ook ‘afstand’ uit het CABABA-rijtje)
(Uit: van Dam, F. 2014. Wetenschapscommunicatie, een kennisbasis. Den Haag)
Sommige onderwerpen liggen gevoelig in de samenleving, en effectieve communicatie hierover is ingewikkelder dan bij neutrale onderwerpen. Bij vaccinatie, waar wantrouwen over heerst in delen van de samenleving, werkt het averechts om een ‘actuele’ titel als ‘Is vaccineren gevaarlijk?’ te gebruiken: het feit dat deze vraag gesteld wordt, roept direct een wantrouwend gevoel op. Hierdoor staan lezers niet meer open voor rationele uitleg. Ook het uitleggen dat onzekerheid inherent is aan wetenschap moet voorzichtig gebeuren, omdat buitenstaanders wetenschap anders kunnen afschrijven als onbetrouwbaar. Wetenschapsjournalisten dragen dan ook een grote verantwoordelijkheid wanneer ze met het grote publiek communiceren over dit soort onderwerpen.
Bij populair-wetenschappelijke schrijfopdrachten van BMW ligt de nadruk op het duidelijk en neutraal leren uitleggen van biomedische onderwerpen aan een publiek van niet-wetenschappers. Het moeten ontkrachten van vooroordelen staat je verhaal in de weg, en het toepassen van journalistieke technieken om met dit soort kwesties om te gaan is géén onderdeel van de opleiding. Je kunt daarom het beste een onderwerp kiezen dat niet zo gevoelig ligt in de samenleving. Mocht je toch graag over zo’n onderwerp willen schrijven, overleg dan met je docent wat er van je wordt verwacht.
Poster
Een poster is een manier om kennis over te brengen op een creatieve manier. Je hebt een beperkte ruimte op de poster en een beperkte tijd om in een korte presentatie of pitch je boodschap over te brengen. Daarom is het bij een poster zeer belangrijk om keuzes te maken in wat je wil vertellen. Neem uitgebreid de tijd om je hoofdboodschap duidelijk te formuleren (met behulp van een schrijfplan) en vertel alleen de informatie die bijdraagt aan deze hoofdboodschap. Hierbij is het belangrijk om te weten wat je doelgroep is, zodat je kunt inspelen op de achtergrondkennis die je publiek heeft.
Voordat je begint met het ontwerpen van je poster, kijk altijd goed naar de criteria van de opdracht.
Er is geen strakke volgorde die je moet aanhouden bij een poster, zoals deze beschreven is bij wetenschappelijke teksten. Er is vrijheid en ruimte voor je eigen creativiteit. Hier staan een aantal punten waar je op kan letten om jouw poster zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor je publiek.
- De titel moet de aandacht kunnen trekken en goed de lading dekken van de poster.
- Duidelijke leesvolgorde: We lezen in principe altijd van links naar rechts en van boven naar beneden. Als je hiervan afwijkt, maak het dan zo duidelijk mogelijk door gebruik van bijvoorbeeld: nummering van je onderdelen, gebruik van pijlen om de leesvolgorde aan te geven, etc. Zodra het voor de lezer een zoektocht wordt, zal er geen focus liggen op je hoofdboodschap.
- IMRD-structuur: Doorgaand op de leesvolgorde kan je de IMRD-structuur aanhouden, zoals in een wetenschappelijk artikel, al heb je bij een poster meer vrijheid voor eigen invulling.
- Veel figuren, weinig tekst: Een aantrekkelijke poster heeft een goede ratio in figuren en tekst. Probeer zo veel mogelijk informatie te verwerken in figuren. Iedere figuur heeft een legenda voor uitleg van de symbolen, kleuren, etc.