De eindtermen van de bachelor Zorg, gezondheid en samenleving zijn als volgt:
1. Kennis en inzicht
Afgestudeerde:
- a. Heeft diersoortoverschrijdende (vergelijkende) kennis van en inzicht in de anatomie en de fysiologie van relevante orgaansystemen alsmede van de celbiologische en biochemische processen die hierin optreden;
- b. Heeft kennis van en inzicht in de pathofysiologische processen die ten grondslag liggen aan ziekten vanuit een vergelijkend perspectief inclusief de relevante anatomische, cellulaire, biochemische en fysiologische basis;
- c. Heeft globaal kennis van gevolgen van interventiemogelijkheden op (patho-) fysiologische processen in het lichaam (tot op moleculair niveau);
- d. Heeft globaal kennis van de organisatie van de gezondheidszorg, volksgezondheid, milieugezondheid en ziektepreventie en de bijbehorende macro-economische inbedding;
- e. Heeft kennis van en inzicht in juridische en ethische aspecten op het gebied van gezondheidszorg;
- f. Heeft kennis van en inzicht in de inzet van voor de (dier)gezondheid relevante nieuwe technologieën, inclusief de gevolgen daarvan voor dier, mens en samenleving.
2. Persoonlijke ontwikkeling
Afgestudeerde:
- a. Heeft kennis van en inzicht in de ontwikkeling van zijn/haar competenties, is gericht op voortdurende verbetering daarvan en kan dit ook inzichtelijk maken;
- b. Is in staat om feedback te geven, te accepteren en te gebruiken;
- c. Is in staat tot effectieve en interdisciplinaire samenwerking;
- d. Heeft laten zien dat hij maatschappelijk betrokken is;
- e. Heeft een nieuwsgierige en onderzoekende houding ontwikkeld ten aanzien van zijn professionele en persoonlijke omgeving;
- f. Is zelfbewust ten aanzien van de eigen ambities en (on)mogelijkheden, en is in staat tot het maken van een weloverwogen keuze voor wat betreft de vervolgopleiding.
3. Academische vaardigheden / Onderzoeksvaardigheden
Afgestudeerde is in staat om:
- a. Op systematische wijze gegevens en literatuur te verzamelen, analyseren en evalueren;
- b. Medische vraagstukken te analyseren met behulp van een vergelijkende bio-pathologische aanpak;
- c. Kwalitatieve en kwantitatieve technieken uit het (bio)medische onderzoek toe te passen, inclusief het omgaan met big data;
- d. De empirische cyclus toe te passen in onderzoek en de resultaten van onderzoek te presenteren;
- e. Interdisciplinair te werken om bij te dragen aan het oplossen van vraagstukken op het gebied van (dier)gezondheid en gezondheidszorg in de samenleving.
4. Oordeelsvorming
Afgestudeerde is in staat om:
- a. Argumenten op het gebied van (dier)gezondheidszorg te evalueren, te reflecteren;
- b. Een oordeel te vormen over medische en levenswetenschappelijke vraagstukken mede in de context van de geschiedenis en filosofie van de wetenschap, ethiek en ontwikkeling van de maatschappij;
- c. Conform wetenschappelijke integriteit te denken en te handelen.
5. Communicatie
Afgestudeerde is in staat om:
- a. Diverse informatie op het gebied van gezondheid en gezondheidszorg te begrijpen, kritisch te beoordelen en te integreren;
- b. Goed te luisteren en met een open en respectvolle houding om te gaan met gesprekspartners;
- c. Effectief en efficiënt te communiceren over onderzoek en (dier)gezondheidszorg in het algemeen met wetenschappers, gezondheidsprofessionals, beleidsmakers en leken, daarbij gebruik makend van hedendaagse media;
- d. Een standpunt in een professioneel of publiek debat onderbouwd te verdedigen;
- e. Samen te werken met professionals in het (bio)medisch veld, in een interculturele en interprofessionele setting.
6. Leervaardigheden
Afgestudeerde is in staat om:
- a. Zelfstandig en doelgericht kennis en inzicht te verwerven aangaande voor hem nieuwe medische onderwerpen en vraagstukken;
- b. Te reflecteren op het eigen gedrag en professioneel handelen;
- c. Te reflecteren op het eigen leerproces en eigen ontwikkeling;
- d. Op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen op het vakgebied.