Gezondheid
Als faculteit willen wij natuurlijk graag dat al onze studenten hun studie gezond doorlopen. Het studeren en werken aan de faculteit Diergeneeskunde brengt, zoals in elke omgeving, risico's met zich mee. Door maatregelen te nemen, proberen wij deze risico’s zo klein mogelijk te maken.
Infecties en vaccinaties
Bij de faculteit Diergeneeskunde kom je in contact met dieren en hun leefomgeving. Hierdoor heb je een verhoogd risico op een tetanusinfectie. Voor dierenartsen en andere risicogroepen die beroepsmatig in contact kunnen komen met tetanussporen wordt aanbevolen de vaccinatie tegen tetanus goed bij te houden. Daarom krijgen alle eerstejaarsstudenten deze vaccinatie eenmalig, gratis aangeboden. Ben je een ouderejaars en wil je je laten vaccineren? Neem dan contact op met je huisarts.
Wat is Tetanus?
Tetanus is een acute, ernstige ziekte die veroorzaakt wordt door toxinen geproduceerd door de bacterie Clostridium tetani. De bacterie maakt sporen die maanden tot jaren kunnen overleven. Deze sporen zijn aanwezig in de bodem of bijvoorbeeld in straatvuil. Mensen kunnen besmet raken als de sporen door verwondingen (bijv. door een beet of door een val op straat) het lichaam binnendringen waarna de ontkiemende bacteriën vervolgens toxinen gaan produceren. Het ziektebeeld “tetanus” wordt meestal gezien bij ouderen omdat de immuniteit na vaccinatie in de loop van de tijd spontaan afneemt.
Het vaccin
De door vaccinatie opgewekte antistoffen tegen het toxine geven bescherming. In de meeste westerse landen waaronder Nederland, worden pasgeborenen (vanaf 1-1-1950) gevaccineerd tegen tetanus door middel van de D(K)TP vaccinatie. Deze werkt tenminste 10 jaar beschermend tegen tetanus. Beroepsgroepen zoals dierenartsen en andere risicogroepen met een verhoogde kans op een infectie worden geadviseerd zich standaard elke 10 jaar te revaccineren met een eenmalige boostervaccinatie. Argumenten hiervoor zijn frequente verwondingen door bijvoorbeeld dierenbeten en contact met (mogelijk) besmet materiaal.
Voor wie?
De UU biedt deze vaccinatie aan Diergeneeskunde studenten aan. Eerstejaarsstudenten die meer dan 10 jaar geleden zijn gevaccineerd tegen tetanus (D(K)TP) komen in aanmerking voor een vaccinatie. Het gebruikte vaccin is Revaxis. Ook aan zwangeren kan de DTP-vaccinatie gegeven worden, omdat deze niet de hulpstof thiomersal bevat.
Mogelijke bijwerkingen van de vaccinatie zijn pijn, roodheid en zwelling op de plaats van injectie. Algemene bijwerkingen die minder vaak voorkomen kunnen o.a. lusteloosheid, vermoeidheid, hoofdpijn, misselijkheid en braken zijn. Deze vinden meestal in de eerste 3 dagen na vaccinatie plaats.
Let op: bij de coronavaccinatie wordt geadviseerd geen andere vaccins te nemen twee weken voor tot twee weken na de coronavaccinatie. Mocht je hierdoor niet op deze datum gevaccineerd kunnen worden, neem dan contact op met Onderwijs- en Studentenzaken (OSZ).
Meer informatie
Meer informatie vind je op de website van het RIVM / LCI, de richtlijn tetanus. Met vragen kun je terecht bij Onderwijs- en Studentenzaken (OSZ) via bachelor.dgk@uu.nl (voor Diergeneeskundestudenten) of bachelor.zgs@uu.nl (voor studenten Zorg, gezondheid en samenleving).
Bij een krab of beet door een kat kun je besmet worden met de kattenkrabziekte. Kattenkrabziekte wordt veroorzaakt door de Bartonella henselae bacterie. Binnen de faculteit zijn we extra alert als een student gekrabt of gebeten is door een kat. Bij een infectie is het namelijk belangrijk om naar de huisarts te gaan voor antibiotica.
Wat is kattenkrabziekte?
Kattenkrabziekte is voor mensen met een gezonde weerstand vaak een onschuldige ziekte, die soms gepaard kan gaan met koorts en vaak ook weer vanzelf overgaat. In de buurt van de krab of beet ontstaan kleine knobbeltjes van twee tot drie milimeter. De knobbeltjes veranderen na een paar dagen in blaasjes met uiteindelijk korstjes erop, waarna deze ook vanzelf weer verdwijnen. Na ongeveer twee weken kan lymfeklierontsteking optreden.
Meer informatie
Voor meer informatie kun je terecht op de website van het RIVM. Met vragen kun je terecht bij Onderwijs- en Studentenzaken (OSZ) via bachelor.dgk@uu.nl (voor Diergeneeskundestudenten) of bachelor.zgs@uu.nl (voor studenten Zorg, gezondheid en samenleving).
Zoönosen zijn ziekten die kunnen overgaan van dier op mens. Sommige zoönosen zijn vooral hinderlijk, andere daarentegen kunnen ernstige symptomen geven en soms zelfs levensbedreigend zijn.
De ernst van het ziektebeeld kan sterk variëren bij mens en dier. Sommige ziekten verlopen bij dieren zonder symptomen, terwijl zij bij de mens wel ernstige verschijnselen kunnen geven.
Zoönosen vermijden
Algemeen hygiënische werkwijzen helpen om het risico op infecties te minimaliseren:
- Was regelmatig en grondig de handen met zeep.
- Dek wondjes af met een waterafstotende pleister of gebruik handschoenen.
- Draag beschermende kleding en schoeisel (bijv. laarzen, klompen).
- Draag handschoenen en indien nodig aangevuld met andere persoonlijke beschermingsmiddelen (mond/neusmasker, veiligheidsbril).
- Naalden nooit recappen na gebruik weggooien in de daarvoor bestemde naaldcontainers.
- Fixeer dieren goed, eventueel met hulp/begeleiding.
- Wees extra voorzichtig bij verlossingen van zowel levende als dode vruchten. Zeker zwangere vrouwen moeten contact met abortusmateriaal vermijden.
- Maak gebruikte materialen schoon en desinfecteer (Thermometers en endoscopen zijn mogelijke bronnen van infectie).
Ben je zwanger?
Een aantal zoönosen houdt een risico in voor zwangeren, omdat zij een abortus dan wel vruchtafwijkingen kunnen veroorzaken. Zoönosen waarvan bekend is dat ze een risico vormen voor zwangeren zijn:
- Toxoplasmose
- Rubellavirus (Rode Hond)
- Chlamydia psittaci (Papegaaienziekte)
- Listeria monocytogenes
- Leptospirosis Hardjo (Melkerskoorts)
Meer weten?
- RIVM
- Kennissysteem Infectie en Arbeid (KIZA)
- Protocol zoönosen Sectiezaal, beschikbaar via de afdeling Arbo & Milieu
Daarnaast loop je tijdens je studie ook risico op andere infecties. Daarom kun je bij sommige co-schappen een griepvaccinatie halen. Dit hangt af van je werkzaamheden en het departement.
De meest voorkomende infecties:
Meer informatie hier over vind je op de website van het RIVM.
Vaccinatiebeleid
De faculteit heeft een vaccinatiebeleid opgesteld om medewerkers en studenten waar mogelijk preventief te beschermen of te vaccineren na een incident. Daarin speelt ook de bedrijfsarts en de Arbodienst Zorg van de Zaak een rol. In het beleid Preventie en Vaccinaties is informatie opgenomen over de regelingen bij vaccinaties.
Meer informatie?
Neem dan contact op met de afdeling Arbo & Milieu.
In en om het laboratorium
Werken in een laboratorium vereist bewust en verantwoordelijk gedrag van de gebruiker. Het werken met gevaarlijke stoffen brengt mogelijke risico’s voor de gezondheid en veiligheid van jezelf en van collega’s met zich mee. Om deze risico’s tot een minimum te beperken, zijn er regels gebonden aan het werken op een laboratorium.
Medewerkers en studenten in een laboratorium krijgen altijd een instructie waarin de specifiek voor hun geldende (gedrags)regels worden behandeld. Volg ook de e-learning voor het veilig werken op een laboratorium. Deze module is bedoeld voor iedereen. Meld je eerst aan, voordat je kan starten met de e-learning.
Medewerkers en studenten in een laboratorium dienen altijd op de hoogte te zijn van deze regels en zich conform deze regels te gedragen.
Neem voor vragen contact op met Arbo & Milieu.
Straling
Werken op RA-laboratoria is alleen toegestaan voor medewerkers die zijn aangemeld bij de facultaire Stralingsdeskundige. De facultaire stralingsdeskundige is Jeannette Wolfswinkel, afdeling IHV.
Bij werkzaamheden in een laboratorium worden stoffen (vast, vloeibaar of in gasvorm) gebruikt die brandbaar, explosief, carcinogeen of op een ander manier gevaarlijk kunnen zijn. Daarnaast kunnen reinigings- en desinfectiemiddelen gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
Voor het werken met gevaarlijke stoffen zijn regels opgesteld die gevaarlijke situaties moeten voorkómen. In het handboek Arbo & Milieuzorg staan verschillende gedragsregels voor het werken met gevaarlijke stoffen beschreven. In SOFOS 360 (het chemicaliën registratiesysteem) kun je nadere informatie vinden over de stoffen waar je mee werkt. Voor informatie over SOFOS 360 kun je terecht bij de afdeling Arbo & Milieu
Anesthesiegassen
In de klinieken wordt gebruik gemaakt van inhalatie-anesthetica: gassen om de patiënt onder narcose te brengen. De meest gebruikte stof daarbij is isofluraan. Medewerkers die werken met inhalatie-anesthetica, kunnen door inademing blootgesteld worden aan de stof. Dit kan leiden tot negatieve gezondheidseffecten. Om dit te voorkomen, worden er periodieke metingen gedaan om de blootstelling aan anesthesiegassen te blijven monitoren. Daarnaast zorgen onderhoud van de apparatuur, het opvolgen van de procedures en een adequate opleiding van medewerkers dat de blootstelling laag blijft.
Cryogenen
Op verschillende plaatsen worden cryogenen gebruikt: vloeibare gassen met een zeer lage temperatuur. Hier worden speciale eisen gesteld aan de inrichting van de ruimte (met zuurstofdetectie), aan de persoonlijke beschermingsmiddelen die gebruikt worden en aan het vervoer van vaten.
Biologische Veiligheid omvat een pakket aan maatregelen dat wordt getroffen om de veiligheid van onderzoek en onderwijs met biologische agentia (BA), waaronder ook genetisch gemodificeerde (micro-)organismen (ggo), te waarborgen.
Voor vragen of advies rond biologische veiligheid kun je terecht bij de Biologische Veiligheidsfunctionaris van de faculteit: Marion Schmitz, afdeling Arbo & Milieu.
Een allergie is een overgevoeligheidsreactie van het immuunsysteem op allergenen: lichaamsvreemde maar onschuldige eiwitten. Bij sommige mensen wekt blootstelling aan dergelijke eiwitten een immuunreactie op. Allergie komt bij ongeveer 40% van de westerse bevolking voor.
Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan:
- Latex-allergie: medewerkers en studenten die veelvuldig in aanraking komen met latexproducten, zoals handschoenen, lopen het risico een latexallergie te ontwikkelen.
- Proefdierallergie: medewerkers en studenten die veel in aanraking komen met (proef)dieren kunnen een overgevoeligheid ontwikkelen voor bepaalde eiwitten.
Heb je last van een allergie en belemmert dit je in je studie? Meld dit dan aan de studieadviseur. Voor informatie over gezondheidsrisico's kun je terecht bij de afdeling Arbo & Milieu.
Algemeen
Huishoudelijk afval
In diverse universiteitsgebouwen wordt nu afval gescheiden in gescheiden afvalinzamelmiddelen. De universiteit wil dit aantal in de komende jaren verder uitbreiden. Het uiteindelijke doel is zero waste in 2030. Des te beter we afval scheiden, des te meer afval we kunnen hergebruiken en recyclen, en des te minder restafval verbrand moet worden. Beter scheiden betekent minder CO2 uitstoten. Dit past bij de duurzaamheidsambities van de universiteit.
Bedrijsafval
Stoffen die vrijkomen bij de bedrijfsvoering worden ingezameld door de afdeling Reststoffenbeheer van het FCS. Hoe stoffen moeten worden gescheiden en ingezameld, staat beschreven in de Voorlichtingsbrochure Afvalverwijdering 2017.
De verschillende soorten afvalvaten staan beschreven op de afvalposter die op alle labs hangt. Nieuwe exemplaren van de posters en informatie over wat er wel en niet in de vaten mag verloopt via de afdeling Arbo & Milieu.
Afvalwater
De Milieuvergunning van de UU stelt eisen aan het lozen van afvalwater. In de vergunning zijn concentratie-eisen opgenomen voor het lozen van stoffen (zware metalen, BTEX, VOS) en worden eisen gesteld aan temperatuur en pH. Zie ook de Interne Richtlijn Lozen van gevaarlijke stoffen (verkrijgbaar via de afdeling Arbo & Milieu). Om te controleren of aan deze eisen wordt voldaan, wordt het afvalwater een aantal keren per jaar bemonsterd en geanalyseerd. Als de bemonsteringsresultaten dat vragen, kan Arbo & Milieu een onderzoek instellen naar lozingen.
FSC Reststoffenbeheer
De afdeling Reststoffenbeheer van het FSC draagt zorg voor de verwijdering van alle afvalstoffen. De dienstverlening heeft betrekking op alle mogelijke soorten afval: van oud papier tot radioactief afval, van proefdierkadavers tot oude computers. Heb je vragen op het gebied van afvalverwijdering? Neem contact op met het FSC Meldpunt.
Studeren en werken brengen altijd een lichamelijk belasting met zich mee. Meestal is dat een redelijke belasting die goed vol te houden is en wellicht zelfs een trainingseffect heeft (het gaat steeds gemakkelijker).
Onder fysieke belasting wordt verstaan:
- Statische belasting (lang stilzitten achter de computer of microscoop)
- Trekken en duwen (rijden met containers of karren)
- Tillen en dragen (niet meer dan 23 kilo, aangepaste richtlijn voor zwangere vrouwen)
- Repeterende bewegingen (frequent herhaalde kleine bewegingen, bijvoorbeeld handmatig pipetteren)
- Ongunstige lichaamshoudingen (armen boven schouderhoogte, gebogen of gedraaide rug, gebukt of gehurkt staan)
Het risico op klachten wordt groter naarmate je ouder bent, zwanger bent, of wanneer je last hebt van stress (in de werk- of privésfeer). Fysieke belasting kan vaak worden verlicht door hulpmiddelen. Ook het verminderen van de stressfactoren kan positief uitwerken.
Als de belasting te hoog wordt, kunnen er klachten optreden. Neem bij vragen over fysieke belasting of bij klachten die met het werk te maken hebben, contact op met de afdeling Arbo & Milieu.
Wist je dat een goede werkhouding niet alleen de gezondheid bevordert, maar ook de productiviteit? En dat 80% van de Nederlanders een verkeerde houding heeft? Niet zo erg voor even, maar bij hele dagen (online) studeren veroorzaakt dat mogelijk allerlei fysieke klachten. Hoe kun je dat voorkomen als je uren lang aan de keukentafel zit of aan een bureau in je slaapkamer? Check de flyer of de e-learning voor tips & adviezen om thuis een gezonde en veilige beeldschermwerkplek te creëren. Deze e-learning module is bedoeld voor iedereen. Meld je eerst aan, voordat je kan starten met de e-learning.
Meer informatie over beeldschermwerk vind je hier.
Iedereen hoort veilig te kunnen werken en studeren, ook als je zwanger bent. Het is belangrijk om je bewust te zijn van de risico's van bepaalde werkzaamheden. Het is wellicht niet leuk om in een vroeg stadium de zwangerschap bekend te maken, maar in situaties waarbij extra risico's aanwezig zijn, is dit wel aan te bevelen.
Ben je student en zwanger, meld dit dan aan de studieadviseur. De studieadviseur kan (eventueel samen met de begeleider/docent) bekijken of aanpassing van werkzaamheden of werktijden nodig is. De studieadviseur kan advies geven over studievertraging, mogelijkheden voor financiële steun (afstudeersteun en/of toeslag studiefinanciering) en kinderopvang. Voor informatie over gezondheidsrisico's kun je terecht bij de afdeling Arbo & Milieu.
Wil je nog geen melding doen van de zwangerschap, maar wel informatie ontvangen, stuur dan een e-mail naar de afdeling Arbo & Milieu. Je gegevens worden vertrouwelijk behandeld.
Bekijk hier de folder 'Kinderwens en zwangerschap' van de afdeling Arbo & Milieu. Deze informatie geldt voor medewerkers en voor studenten in vergelijkbare situaties.